Zeer Gewaardeerde Rechters

Het voorzorgsbeginsel (of voorzorgbeginsel). Een aantal van U maakt zo nu en dan gebruik van dit beginsel, verwijzend naar tal van verdragen en jurisprudentie. Daar wil ik het graag met U over hebben.

In een gesprek met Geesje Rotgers heb ik het eerste van twee essays over het voorzorgsbeginsel - Gewasbeschermingsmiddelen en voorzorgmagie in de rechtszaal - besproken.

Wellicht nuttige literatuur voor Uw filosofisch begrip van het voorzorgsbeginsel. (Ten overvloede: dit en aankomend deel II wordt door niemand gefinancierd.)

Hoe dat allemaal ook zij, om de gedachten te bepalen geef ik U een drietal voorbeelden uit de Europese en Nederlandse rechtspraak waarin het voorzorgsbeginsel figureert (met nadruk):

“The institutions cannot be criticised for having chosen to withdraw provisionally the authorisation of virginiamycin [antibioticum] as an additive in feedingstuffs, in order to prevent the risk from becoming a reality, and, at the same time, to continue with the research that was already under way. Such an approach, moreover, was consonant with the precautionary principle, by reason of which a public authority can be required to act even before any adverse effects have become apparent.” (Case T-13/99)

“Bij het voorgaande moet dan nog in aanmerking worden genomen dat, zoals het hof in cassatie onbestreden heeft vastgesteld in rov. 63, de doelstellingen van maximaal 1,5 ºC dan wel 2 ºC en de daarbij behorende concentraties van maximaal 430 dan wel 450 ppm zijn gebaseerd op schattingen. De mogelijkheid bestaat dus dat ook bij een minder grote opwarming van de aarde en een lagere concentratie broeikasgassen al een gevaarlijke klimaatverandering plaatsvindt, bijvoorbeeld doordat daarbij een ‘tipping point’ wordt bereikt of doordat het smelten van ijs in sneller tempo plaatsvindt …. Het voorzorgsbeginsel brengt dan ook mee dat veeleer verdergaande maatregelen moeten worden genomen om de uitstoot van broeikasgassen terug te brengen, dan minder vergaande maatregelen.” (ECLI:NL:HR:2019:2006)

Wanneer redenen bestaan om het voorzorgbeginsel toe te passen dan betekent dit nog niet dat ieder risico op gezondheidsschade bij gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moet worden uitgesloten. In het geval nog wetenschappelijke onzekerheid bestaat over schadelijke gevolgen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, dan dient een belangenafweging te worden gemaakt bij het nemen van voorlopige maatregelen en dienen die maatregelen niet verder te gaan dan noodzakelijk is. Die wetenschappelijke onzekerheid bestaat in dit geval omdat er nog geen duidelijkheid is welk middel, in welke hoeveelheid, onder welke omstandigheden, welk percentage aan risico op welke ziekte oplevert.

Hoewel niet bekend is bij welke mate van blootstelling aan de gewasbeschermingsmiddelen de schadelijke effecten kunnen optreden, is in ieder geval wel aannemelijk dat in de lelieteelt de mate van blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen voor de omwonenden aanmerkelijk groter is dan bij de teelt van andere gewassen….

De voorzieningenrechter is van oordeel dat het commerciële belang van de teler gelet op het risico voor de omwonenden op ernstige gezondheidsschade dient te wijken voor de belangen van de omwonenden. … Omdat het verbod kan worden toegewezen op grond van het voorzorgsbeginsel is een beoordeling van de vraag of de teler onrechtmatig handelt niet meer nodig. (ECLI:NL:RBLIM:2024:2330)

Advocatenkantoor Pels Rijcken, in een advies aan de provincie Drenthe, laat het voorzorgsbeginsel ook enkele malen passeren. Ik geef U drie voorbeelden (met nadruk):

“Op 2 april 2025 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de lelieteelt niet meer zonder voorafgaand ecologisch onderzoek is toegestaan, ongeacht de afstand tot Natura 2000-gebieden. De uitspraak stoelt op veldmetingen waaruit blijkt dat residuen werkzame stoffen in meerdere Drentse natuurgebieden zijn aangetroffen. Zij beschouwt het voorzorgsbeginsel als leidend: pas wanneer uit een voortoets met zekerheid blijkt dat er géén significant negatief effect optreedt, is een natuurvergunning niet nodig.

Welke concrete bewijslast rust nu precies op ondernemers: volstaat het aantonen van de afwezigheid van significante effecten, of moet elke theoretische twijfel worden weggenomen? Als gezegd ligt aan artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn, en dus aan de natuurvergunningplicht, het voorzorgsbeginsel ten grondslag. Niet bepalend is of het project daadwerkelijk significante gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied. Er moet worden uitgesloten dat een project dergelijke gevolgen veroorzaakt. Dan pas mag het project doorgang vinden. Dit brengt met zich mee dat, in de situatie dat onzeker is of een project schadelijke gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied, niet tot verlening van de natuurvergunning kan worden overgegaan.”

“… bij twijfel geldt het voorzorgsbeginsel. Dat houdt in dat de natuur beschermd moet worden zolang niet is bewezen dat er geen risico is. In die gevallen mag het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet doorgaan totdat er zekerheid is.”

Beschouwing

De vraag is nu welke rol of rollen het voorzorgsbeginsel wordt toegedicht in voorliggende situaties. Ik signaleer tenminste twee rollen, functies zo U wilt.

Ten eerste, toepassing van het voorzorgsbeginsel resulteert in het niet toestaan/beperken van iets - een antibioticum, kooldioxide-uitstoot naar de atmosfeer, pesticidengebruik.

Ten tweede, dit niet toestaan/beperken van iets leidt tot een veiliger wereld. Ik noem dit de voorzorgscausaliteit: ik beperk/verbied dus ik maak veiliger.

Beide functies van het voorzorgsbeginsel liggen in elkaars verlengde. Zo wordt door sommigen, wellicht de meesten, van U het voorzorgsbeginsel verstaan.

Het bijzondere is dat voor deze ‘voorzorgscausaliteit’ geen snipper bewijs bestaat!

Dit mag geen verbazing wekken. Immers, voorzorg ‘functioneert’ in het schemergebied van gebrek aan kennis. Ten overvloede de voorzorgdefinitie (uit 1992):

“Als er gevaar bestaat voor ernstige of onomkeerbare schade mag wetenschappelijke onzekerheid niet als reden worden aangevoerd om kosteneffectieve maatregelen ter voorkoming van achteruitgang van het milieu uit te stellen.”

Met de toepassing van het voorzorgsbeginsel bent U noodzakelijkerwijs partij geworden in zaken waar U juist onafhankelijk moet zijn. Want: hoe moet U kiezen in kwesties waar oorzakelijke onwetendheid de boventoon voert?

U laat één ding in ieder geval, volkomen ten onrechte, achterwege: U neemt de gevaren van de toepassing van het voorzorgsbeginsel, met name op de lange termijn (daar waar het voorzorgsbeginsel zou moeten excelleren) nooit mee in Uw overwegingen.

Als we namelijk eerlijk alle onzekerheden en gevaren onder ogen zien – dus ook juist die welke kleven aan voorzorgsmaatregelen zélf – dan kunnen we niets meer doen en ook dát laatste kan niet.

Dus pleegt U noodzakelijke selectie op datgene wat U wordt voorgelegd.

Die selectie ligt, zoals gezegd, al in het feit dat U alle mogelijke nadelige consequenties van toepassing van voorzorg bewust negeert. U gelooft letterlijk blind in voorzorgscausaliteit: ‘als iets verboden/beperkt wordt, dan zal de wereld een veiliger plek zijn’.

Maar dat is niet alles. Verre van.

Want áls er wetenschappelijk materiaal wordt voorgelegd in de rechtszaal kiest U, uit voorzorg(!) en daarmee zonder inhoudelijke reflectie, de voor U meest dreigende uitkomsten, hoe onwaarschijnlijk die uitkomsten ook zijn.

Dat heeft als verdere consequentie dat U niet zelden Uw politiek-ideologische voorkeuren blootlegt door bepaald onderzoek en bijbehorende duiding te prefereren boven ander onderzoek en duiding, wederom zonder inhoudelijke reflectie.

Het eerder door mij gerefereerde advies van Pels Rijcken, dat zonder twijfel zijn weg zal vinden naar de rechtszaal, maakt dat pijnlijk duidelijk. Het feit dat het advies maar liefst 11 maal verwijst naar het misleidende onderzoek van de Vereniging Meten = Weten is een ideologische faux pas.

Het RIVM laat er geen onduidelijkheid over bestaan dat de gemaakte claims in het Meten = Weten onderzoek de toets der wetenschappelijke kritiek niet kan doorstaan. (Zie ook deze analyse van collega Geesje Rotgers.)

Ik wijs U verder op collega Marc Jacobs' recente Parkinsons analyse. Daaruit komt naar voren dat de keuze van enkelen van U om pesticidengebruik specifiek te koppelen aan neurodegeneratieve ziekten niets meer is dan een niet-inhoudelijke voorzorgskeuze uit een veelheid aan correlaties.

Uw keuze is dus niets anders dan een wilsbeslissing.

Indien U als rechter van welk college dan ook voorzorg toepast in Uw vonnis, vergroot U onzekerheid in plaats van die te verkleinen. Het wantrouwen jegens producten en processen van zelfs de meest basale categorie neemt daarmee toe.

Immers, in het voorzorgsdiscours gaat scepsis ten aanzien van wat voor wetenschappelijk onderzoeksresultaat dan ook hand in hand met de eis dat onderzoek ‘alles met zekerheid’ in kaart moet brengen wat menselijke gezondheid en het milieu eventueel zou kunnen bedreigen.

Dit is een contradictie van immense proporties.

Datgene wat omwille van voorzorg wetenschappelijk wordt geeist - zekere veiligheid - kan onmogelijk wetenschappelijk worden geleverd. Per slot van rekening is de wereld van gevaren oneindig groot en zijn onderzoeksmogelijkheden zeer beperkt.

Uit voorzorg kan dus aan elk wetenschappelijk onderzoeksresultaat worden getwijfeld. Dat is precies wat er gebeurt en U werkt dat verder met Uw uitspraken in de hand.

Ik constateer als laatste dat met de juridische toepassing van het voorzorgsbeginsel U hebt bijgedragen aan de vertroebeling en polarisering van politieke, juridische en sociaal-maatschappelijke verhoudingen.

Zeer gewaarde rechters: voorzorg is een eenhoorn. Het vertegenwoordigt een niet-bestaande werkelijkheid van kosteloze en zekere veiligheid. Ik daag U in dit kader uit niet slechts te refereren maar bovenal serieus te reflecteren.