Inleiding

Op 2 september, vroeg in de ochtend, is mijn vader - Johan Carel Hanekamp - gestorven. Mijn vader - theoloog, predikant, vriend - is niet meer onder ons. De sparring partner die hij ooit was gedurende het schrijven van mijn tweede dissertatie was hij allang niet meer. Die rouw ligt achter mij.

De zorg en aandacht, de korte gesprekken, die restten zijn nu ook ten einde. Dat zal de komende tijd ongetwijfeld verweesd aanvoelen.

Gisteren, 8 september, heb ik met mijn familie de dankdienst verzorgd. Ik was de ‘predikant’. En als ‘predikant’ moet je ook aan de bak voor de preek.

Dat heb ik met liefde gedaan. Het past in mijn relatie met mijn pa. Bij dezen. Voor de liefhebbers …

Oh ja, het schilderij boven deze post is van mijn vader. De titel: “Zicht op de IJssel”.

Verkondiging (8 september 2025)

Hoe lang kan een mens wachten? Wachten op wie of wat? Preciezer: vérwachten wij nog iets of Iemand? Er wordt weleens gezegd dat in hoge ouderdom we allemaal wachten op de dood. Klinkt somber en hopeloos.

Gek genoeg gebruikte Johan deze zin – “Ik wacht op je” – regelmatig bij het inspreken van voicemails. Tot op het laatst was zijn stem ongebroken helder en krachtig. Het horen van de stem van zijn kinderen en zijn broer Paul was de moeite van het wachten waard. Ontroerend én hoopvol.

De zin had zelfs iets theologisch: er wórdt op je gewacht. Dit “wachten op” is het zwijgen opgelegd. In dit leven niet meer zijn stem vernemen die dat met overtuiging kan uitspreken en inspreken is pijnlijk. Maar het stemt ook tot nadenken en herinneren. Dat hebben we gedaan.

Het is goed toeven in goede herinneringen.

Wat valt er nog meer te zeggen? Blijft het bij herinneringen ophalen met de spreekwoordelijke lach en een traan? Is alleen het herinneren Johan in leven houden?

C.S. Lewis, in zijn onvolprezen A Grief Observed – Rouw Gadegeslagen – waarin hij de dood van zijn vrouw betreurt maar ook zijn eigen verdriet met precisie observeert en beschrijft, moet er niets van hebben:

“Ze leeft voort in mijn herinneringen? Leven? Dat is precies wat zij [zijn vrouw] niet doet! … Alsof ik verliefd zou worden op een herinnering aan haar, een beeld van eigen maaksel.”

Lewis gruwt ervan.

De aanzienlijke man (in Lukas 18) die Jezus de vraag stelt naar het eeuwige leven denkt dáár ook heel anders over. Hij is werkelijk op zoek naar heel veel meer dan gelovig de Wet van Mozes in de praktijk brengen, geld en goed bezitten en daar zorg voor dragen.

Je zou kunnen zeggen dat hij op zoek is naar oneindig veel meer dan wat hij nu binnen handbereik lijkt te hebben. Hij neemt zijn geloof in de Wet en de Profeten bloedserieus.

En: in Jezus ziet hij meer dan een mens die anderen niet alleen inspireert tot het zijn van vredestichters over de grenzen heen van het eigen volk. Bij Hem is er blijkbaar iets te halen wat werkelijk niemand anders kan bieden.

Wie was die man die Jezus aanspreekt als ‘goede Meester’? Als je de evangeliën goed leest is het waarschijnlijk een Joods publiek bestuurder, een overste. De term ‘goed’ die hij voor Jezus gebruikt lijkt veel méér dan een beleefdheidsvorm.

De man, die pas later in de schets als ‘zeer rijk’ wordt omschreven, heeft blijkbaar mensenkennis die hem noopt een term te gebruiken voor Jezus die eigenlijk alleen voor God Zelf wordt gereserveerd. Hij zit dichter bij de waarheid dan hij zelf in de gaten heeft.

Dat doorziet Jezus en leidt het gesprek af door te melden dat alleen God goed en daarmee aanbiddingswaardig is. In theologentaal benadrukt Jezus het Shema, zoals te vinden in Deuteronomium 6 vers 4: ‘Hoor, Israël! – De Ene is onze God, de Ene alleen!

“Een ding ontbreekt.” Dat is een enorm compliment. Als er maar een ding ontbreekt aan je leven in het licht van Jezus zelf? Wow. Het is met liefde en in waarheid gesproken. Want: er ontbreekt wel degelijk iets. Wat dat is?

Iets anders in de plaats stellen van God.

De overste vertrekt namelijk bedroefd als hij Jezus hoort zeggen: laat je rijkdommen aan anderen en ‘volg Mij’. Als je alle andere ‘plaatsvervangers’ opruimt, naar het tweede plan verhuist, kun je pas echt volgen.

In dit verhaal is de plaatsvervanger geld. Maar er zijn talloze anderen: aanzien, maatschappelijke positie, macht, familie en ga zo maar door.

Rijkdom was in de oudheid meer dan bezit. Het werd ervaren als genade van God. Je bent rijk omdat je genade hebt gevonden in de ogen van God. Waarom dan je bezit van welke aard dan ook achter je laten?

Nu wordt het moeilijk voor iedereen.

Want geld, aanzien, macht en zeker familie zijn in zichzelf goede zaken; hele goede zaken zelfs. Tenzij … tenzij je al deze en andere zaken bóven de Schepper plaatst. En daar zit de ironie en het verdriet van de overste en vooral van Jezus zelf.

Hoe kun je geld en al die andere dingen plaatsen boven de Diegene die jou en jouw bezit gemaakt heeft? De vraag stellen is haar beantwoorden.

“Ik wacht op jou.” Een korte zin die ik heel veel gehoord heb via mijn voicemail. De klemtoon lag op “wacht”. De belijdenistekst van Johan Hanekamp komt uit Psalm 146: “Zalig wiens hulp is de God van Jakob, wie het verwacht van de Ene als zijn God”.

Verwachten. Alweer.

Als er een rode draad in zijn leven is geweest is het dit wel. Van ‘twaalf ambachten dertien ongelukken’ naar de focus op het docentschap op de lagere en later op de middelbare school.

Van Rotterdam, naar Harlingen naar Terneuzen. De oorlog met de bijbehorende trauma’s, waar hij niet geheimzinnig over deed, had diepe sporen getrokken. De focus kwam langzaam, maar zeker.

Maar, wat vanaf zijn vroege jeugd in Zutphen bleef roepen was het predikantschap. Op z’n zevende vertelde hij een familielid in de Sint Walburgis kerk in Zutphen dat hij daar, ooit, op de preekstoel zou staan.

Dat is gelukt!

Meer dan dat. In 1992 heeft hij de graad van doctor in de theologie behaald met zijn boek ‘Een oproep tot gerechtigheid’. Daar is hij de rest van zijn leven dankbaar voor geweest. Trots was voor hem een ongepast woord. Maar hij was het wel.

Hij was zijn vrouw Annie zeer dankbaar dat zij dat mogelijk had gemaakt. In die zin was het boek het resultaat van een innig samenwerkingsverband. Het is voor beiden, denk ik, geen gemakkelijke weg geweest. Maar de herinnering van de promotiedag bleef tot op het laatst stralen als de zon. Hij ligt hier in deze kerk met zijn Bijbel en zijn proefschrift in zijn gevouwen handen.

“Hij zelf zal met u zijn, Hij zal u niet begeven en u niet verlaten.” De trouwtekst van Johan en Annie. Alweer; verwachten. Het wachten, verwachten, is geen actie van onszelf, maar van God.

Dat is de crux. Daar heeft hij met vuur over gepreekt. Als we werkelijk alles achter ons laten om Jezus te volgen, ook en juist als we sterven, moeten en mogen we het verwachten van God zélf. “Zonder mij kun je niets doen”, zegt Jezus met nadruk. Dat is de hoop en de verwachting waaruit ten volle kan worden geleefd, ook als wij Johan straks zullen begraven.

Laat ik het zo zeggen: het “ik WACHT op jou” is in Christus Jezus “IK wacht op jou” geworden. In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, Amen.