Inleiding

Op 31 mei, in mijn blogpost Het Ware Gezicht van het Voorzorgmonstrum, heb ik geschreven over het rechterlijk verbod op gewasbeschermingsmiddelen in de lelieteelt van een agrariër in Limburg.

Ik ben in die blogpost nogal tekeer gegaan tegen het treurig slechte vonnis en de meegeleverde wetenschappelijke pseudo-onderbouwing van Martin van den Berg.

Wat moet, dat moet.

Een maand later krijg ik het verzoek van een advocaat, nota bene naar aanleiding van bovenstaande blogpost, om mijn academisch oordeel te geven over een vergelijkbare dagvaarding die de rechter verzoekt om een verbod op gewasbeschermingsmiddelen in een lokale bollenteelt.

Daarnaast kwam op het laatste moment, tijdens mijn ‘workation’ in de VS, Van den Berg wederom ‘langs bij de rechter’ met min of meer hetzelfde stuk als in de eerdere zaak in Limburg.

Je zou er wat van denken.

Het is mij een genoegen te vermelden dat de rechter op 19 juli een ‘andersoortige’ uitspraak deed dan in het Limburgse. Zeer gewaardeerde collega Rotgers heeft daarover elders gerapporteerd.

Mijn bijdrage aan de rechtszaak in Brabant - Gewasbeschermingsmiddelen in context - enkele overwegingen - is via de link te vinden op mijn Researchgate pagina.

Doemdenken als actieplan

In de tweede rechterlijke ‘uitvoering’ van het ‘actieplan stop alle gebruik van gewasbeschermingsmiddelen via de rechter’ (zelfbedachte titel die zeer toepasbaar is op het gedrag van de milieu Niet-Gekozen-Organisaties), heb ik virtueel de degens gekruist met Martin van den Berg.

Hij had deze keer geen vrijspel bij de rechter met zijn ‘science by handwaiving’.

In het stuk van mijn hand dat ingebracht is in de rechtszaak in Brabant noem ik op alle fronten man en paard - op het vlak van voedselchemie, toxicologie, epidemiologie, het voorzorgbeginsel en wat dies meer zij. Wat schets mijn verbazing als Van den Berg wordt gevraagd om een reactie door collega Rotgers:

“Ik ga tot de rechtszaak in hoger beroep niet in op de opmerkingen van de heer Hanekamp. Mijn deskundige oordeel is onderdeel van de juridische stukken die worden samengesteld door mr. Marijn Kingma. Tijdens de rechtszitting zal ik mogelijk in discussie treden met de heer Hanekamp, indien nodig.”

Juist ja. Dit is de academicus die een bepaalde positie tracht te verdedigen - zijn goed recht - maar daarin weigert zijn wetenschappelijke kaarten op tafel te leggen.

We hebben elkaars academisch oordeel gelezen en zoals ik al heb aangegeven én inhoudelijk onderbouwd ben ik niet onder de indruk van Van den Berg’s argumentatie en gebruik van wetenschappelijke studies.

Dat roept de vraag op wat de verdere ‘mogelijkheden’ van Kingma en Van den Berg zijn in de rechtzaal. Ik geef een paar suggesties, dat wil zeggen drogredenen:

  • de argumentum ad hominem drogreden: van de persoonlijke aanval heb je de ‘beledigende’ variant - ‘Hanekamp is kaal en dus kan zijn oordeel niet serieus worden genomen’ - maar ook de ‘omstandigheden’ variant - ‘Hanekamp doet dit werk alleen maar voor geld’. Dat ik kaalhoofdig ben is een feit maar dat feit heeft natuurlijk niets te maken met mijn academisch oordeel. Bovendien krijgen de meeste mensen betaald voor werk; ook dat zegt niets over de kwaliteit van mijn werk. Deze drogreden wordt al teveel gebruikt, ook tegen mij, dus ik verwacht niet dat deze in stelling wordt gebracht. Dat zou te makkelijk zijn.
  • de argumentum ad consequentiam drogreden: een bepaalde positie wordt veroordeeld op grond van vermeende consequenties - ‘Hanekamp is tegen een verbod op gewasbeschermingsmiddelengebruik dus vindt hij de ernstige volksgezondheidsconsequenties van gebruik niet belangrijk’. Het aardige is dat datgene wat bewezen moet worden - volksgezondheidsconsequenties - reeds als bewezen wordt beschouwd. Ik heb laten zien dat Van den Berg niets bewijst in zijn oordeel. Deze drogreden is altijd krachtig. Het ontwijkt de kwestie zelf en roept angst op. Zoals we weten: angst verkoopt als niets anders.
  • de argumentum ad passiones drogreden: een bepaalde positie wordt verdedigd op grond van emotie. Zoals Van den Berg doet in zijn stuk aan de rechter: “Een voorzorgsprincipe is daarom op grond van de huidige stand van de wetenschap dan ook alleszins verantwoord en noodzakelijk. Hierbij moet met name de blootstelling van zwangere vrouwen en kinderen de hoogste prioriteit krijgen.” Deze drogreden is sterk verwant met de argumentum in terrorem - de drogreden van het beroep op angst, wat Van den Berg inderdaad hier ook doet. Deze drogreden wordt al ingezet. Ik verwacht deze vaker te zien in dit debat zeker met het voorzorgbeginsel in de hand.
  • de argumentum ad populum drogreden: de mening van de meerderheid (of veel mensen, populariteit) is het bewijs dat een stelling waar is, zoals bijvoorbeeld ‘iedereen weet toch dat gewasbeschermingsmiddelen gevaarlijk zijn voor mensen’. Deze drogreden doet het altijd goed, zeker in de misselijkmakende consensus-gedreven academia.

De ‘Van den Berg drogreden’

Ik heb een paar drogredenen genoemd die de tegenstanders van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen kunnen gebruiken in hun kruistocht tegen de landbouw. Sommigen worden al gebruikt zoals ik al opmerk.

Ten overvloede, drogreden zoals bovenstaand genoemd zijn ongeoorloofde vormen van argumenteren die niets toe- of afdoen aan de zaak die hier (of elders) aan de orde is: risico’s van gewasbeschermingsmiddelen voor de volksgezondheid.

Ik sluit af met een drogreden van Van den Berg persoonlijk aan mijn adres die zonneklaar laat zien dat niets te laag is voor deze emeritus hoogleraar. Leest u even mee:

“Daarnaast wil ik graag opmerken dat ik met interesse het betoog gelezen heb van dr. J.C. Hanekamp. In dit veelal filosofische betoog over het voorzorgsprincipe en risico’s van bestrijdingsmiddelen vind ik geen argumenten om mijn bovenstaande visie als toxicoloog te wijzigen. Ik moet helaas constateren dat in het betoog van dr. J.C. Hanekamp een wetenschappelijk en toxicologisch onderbouwde mening ontbreekt. Nadere beschouwing van de CV van de chemicus dr. J.C. Hanekamp heeft mij echter geleerd dat hij geen toxicologische opleiding heeft genoten en eveneens niet geregistreerd is als Europees toxicoloog (ERT) bij de Nederlandse Vereniging voor Toxicologie en European Society of Toxicology.”

Ten eerste en ondanks de complimenten, Van den Berg beweert dat aan mijn betoog “wetenschappelijk en toxicologische onderbouwing” ontbreekt zonder enige vorm van bewijs of argument van zijn kant.

Een wetenschappelijke faux pas.

Ten tweede, Van den Berg stelt dat uw waarde blogger “geen toxicologische opleiding genoten heeft en eveneens niet geregistreerd is als Europees toxicoloog”. Hij insinueert, dus … dat mijn analyse waardeloos is omdát ik geen “geregistreerd toxicoloog” ben.

Daarmee brengt hij schaamteloos de drogreden van de autoriteit in stelling.

Laat dat even bezinken: wat Van den Berg beweert is dat een niet-geregistreerd toxicoloog per definitie geen goede argumenten kan leveren in dit discours; een sterk staaltje van stier uitwerpselen.

Met (een vleugje minder) respect: als het werk van Van den Berg aan de rechter het ‘beste’ is wat een geregistreerd toxicoloog kan leveren, pieker ik er niet over om ooit geregistreerd toxicoloog te worden.