Inleiding

Net terug uit Cornwall en Devon. Met een verstuikte enkel (een stupide misstap in eigen huis) toch nog zo’n 100 kilometer kustpad in de benen. De kustlijn, in weer en wind met hagel, van Veryan tot in en om Plymouth heen bewonderd én ‘geleden’.

In de Church of St. Andrew Pasen gevierd. Het onbegrijpelijke verhaal van een mens, Jezus, die opstaat uit de dood.

Dat verhaal kán nu niet meer, want wij leven in een wereld van wetenschap!

Mensen 2000 jaar geleden waren zo véél goedgeloviger dan wij; zij leefden in een pre-wetenschappelijke wereld, of zoiets. Dus terugkeren uit de dood was … ja ja.

Ook de mensen die Jezus hebben gekend geloofden niets van het verhaal van een dode Jezus die weer leeft. Lees Lukas 24 er maar op na:

“En op de eerste dag van de week gingen ze al vroeg in de morgen naar het graf. Ze namen de zalf-olie mee die ze hadden klaargemaakt. Er gingen nog een paar vrouwen mee. 2 Toen ze bij het graf kwamen, zagen ze dat de steen die voor het graf had gelegen, was weggerold. 3 Toen ze het graf in gingen, zagen ze dat het lichaam van de Heer Jezus er niet in lag. 4 Ze wisten niet wat ze ervan moesten denken. Op dat moment stonden er opeens twee mannen in stralend witte kleren bij hen. 5 Ze schrokken hevig en durfden niet te kijken. Toen zeiden de mannen tegen hen: “Waarom zoeken jullie Hem bij de doden? Hij leeft! 6 Hij is hier niet. Hij is uit de dood opgestaan. Denk aan wat Hij tegen jullie heeft gezegd toen Hij nog in Galilea was. 7 Toen heeft Hij gezegd dat de Mensenzoon door slechte mensen gevangen genomen en gekruisigd zou worden. Maar ook dat Hij op de derde dag weer uit de dood zou opstaan.”

8 Toen herinnerden ze zich die woorden weer. 9 Ze gingen weg van het graf en vertelden alles wat er was gebeurd aan de elf leerlingen en aan alle anderen. 10 Die vrouwen waren Maria Magdalena, Johanna, en Maria (de moeder) van Jakobus en nog een paar vrouwen. En ze vertelden het aan de elf leerlingen. 11 Maar die vonden het allemaal onzin en geloofden hen niet.

De ‘pre-wetenschappelijken’ van 2 millennia geleden verschillen op het vlak van leven en dood weinig van ons: een mens die terugkeert uit de dood is onzin!

Niet zo gek natuurlijk: alleen al het publieke karakter van executies gaf bar weinig hoop voor een hernieuwd leven voorbij het (gewelddadige) graf.

De verwijzing naar ‘ons’ wetenschappelijk wereldbeeld om Pasen af te doen als een ‘geruststellend’ fabeltje is je reinste misbruik van wetenschap.

Het intellectuele strijdtoneel

Pasen doet dus iets bijzonders: het verklaart de wereld, in de persoon van Jezus, als levend voorbij de voor ons zichtbare en voelbare dood.

Wij, als moderne mensen, denken echter te leven in een wereld waarin er niets anders is dan deeltjes/energie en ruimte. Of om met Democritus, de vader van het atomisme, te spreken:

“Er bestaat niets anders dan atomen en leegte; al het andere is slechts een mening.”

De wereld van ‘atomen en leegte’ heeft niets te bieden dan de dood voor alles en iedereen en staat haaks op de wereld waarin Pasen wordt gevierd.

Als chemicus en theoloog lijkt het dat in mij twee wereldbeelden in botsing zijn: één wereld zonder structuur, orde, betekenis, doel en wat dies meer zij en één mét alle voorgaande typeringen.

Anders gezegd: óf deze wereld is (natuurlijk) alles wat er is óf deze wereld wordt omvat door de oneindige wereld van God (boven-natuurlijk), engelen incluis.

Maar, voornoemde botsing is schijn.

Scheikunde, een fantastisch vak, houdt zich bezig met atomen en moleculen en kan als zodanig geen uitspraken doen over wat er in zijn totaliteit bestaat.

Een gedicht

Het trieste is dat gezien onze intellectuele cultuur, met dank aan (delen van) de Westerse academia, wij de dood liever verkiezen boven het leven van Pasen.

Daarom is het zo belangrijk voor de kerk in de wereld Pasen te vieren, zonder intellectuele schaamte. John Updike heeft dat scherp, prachtig en waarschuwend verwoord in zijn gedicht “Seven Stanzas at Easter”:

“Make no mistake: if he rose at all
It was as His body;
If the cell’s dissolution did not reverse, the molecule reknit,
The amino acids rekindle,
The Church will fall.

It was not as the flowers,
Each soft spring recurrent;
It was not as His Spirit in the mouths and fuddled eyes of the
Eleven apostles;
It was as His flesh; ours.

The same hinged thumbs and toes
The same valved heart
That—pierced—died, withered, paused, and then regathered
Out of enduring Might
New strength to enclose.

Let us not mock God with metaphor,
Analogy, sidestepping, transcendence,
Making of the event a parable, a sign painted in the faded
Credulity of earlier ages:
Let us walk through the door.

The stone is rolled back, not papier-mache,
Not a stone in a story,
But the vast rock of materiality that in the slow grinding of
Time will eclipse for each of us
The wide light of day.

And if we have an angel at the tomb,
Make it a real angel,
Weighty with Max Planck’s quanta, vivid with hair, opaque in
The dawn light, robed in real linen
Spun on a definite loom.

Let us not seek to make it less monstrous,
For our own convenience, our own sense of beauty,
Lest, awakened in one unthinkable hour, we are embarrassed
By the miracle,
And crushed by remonstrance.”