Wat is het moeilijk in dit leven afscheid te nemen van lieve mensen. We maken het allemaal mee, en zullen het op een dag zelf ondergaan. Deze zondag is het een dag van afscheid nemen voor mij en mijn lief: een familielid en een lieve vriendin zijn niet meer onder ons.

‘Mensen van voorbij’ worden ze soms genoemd. Of, en deze vind ik mooier: mensen ‘uit de tijd gekomen’. Dat is de variant die vaak in Twente wordt gehoord en bij de dichter Willem Wilmink (1936-2003) hoort. Van hem is de dichtregel: “Het doet geen pijn om dood te zijn, maar dood zijn duurt zo lang.”

Deze regel heeft tegelijkertijd iets troostend en iets heel verdrietigs: geen pijn meer ervaren maar wel eeuwig gevangen zijn in de dood.

Maar dan weer de uitspraak ‘uit de tijd gekomen’. Het lijkt een zin waarin een welkom zit verborgen. Je komt ‘ergens’ aan. De ‘mensen van de weg’ hadden 2 millennia geleden weet van de niet-doodlopende weg van het leven: er is een goede eeuwigheid vóór ons.

Tuurlijk, voor ons hooguit, wellicht, een troostende gedachte, maar voor toen een heldere realiteit als tegenstem tegen de ontmenselijking, de dood.

Ik laat bij het verlies van deze dierbare mensen de tegenstem klinken in mij.

Niet omdat het mij troost maar omdat ik weet dat velen met mij die tegenstem van toen nog steeds laten klinken - de Schepper God stierf om ons echt te laten leven, óók al zijn wij gestorven.

À Dieu!