After Virtue (Alasdair MacIntyre; mijn vertaling):

“Het is gemakkelijk te begrijpen waarom protesteren een karakteristiek moreel aspect van de moderne tijd is geworden en waarom verontwaardiging een overheersende moderne emotie is. ‘Protesteren’, met de Latijnse voorgangers en Franse verwanten, zijn termen die oorspronkelijk even vaak, of zelfs vaker, positief dan negatief te duiden zijn. Protesteren was ooit ‘getuigen van iets’. Dat getuigenis, als iets positiefs, staat daarmee (negatief) tegenover datgene waar men over en tegen getuigd. Maar protesteren is nu vrijwel uitsluitend het negatieve fenomeen dat zich typisch voordoet als reactie op de vermeende inbreuk op iemands rechten in naam van het nut van iemand anders. De assertieve schreeuwerigheid van het moderne protest ontstaat omdat feitelijke onvergelijkbaarheid ervoor zorgt dat demonstranten nooit een argument kunnen winnen. Omgekeerd zorgt de heetgebakerde eigengerechtigheid van het protest er evenzeer voor dat de demonstranten nooit een argument kunnen verliezen. Daarom is de uiting van protest karakteristiek gericht tot diegenen die de overtuigingen van de demonstranten toch al delen. De effecten van onvergelijkbaarheid zorgen ervoor dat demonstranten zelden iemand anders hebben om mee te praten dan zichzelf. Dit wil niet zeggen dat protesteren niet effectief kan zijn; het wil zeggen dat het niet rationeel effectief kan zijn en dat de dominante uitdrukkingsvormen blijk geven van een zeker, misschien onbewust, besef hiervan."

Inleiding

Doemdenken, het prachtige neologisme van Van Kooten en De Bie, is ons mentaal meubilair geworden. Het is het waandenkbeeld van het gewelddadige einde, door ons toedoen, van de wereld.

Extinction Rebellion en de Letzte Generation zijn slechts twee voorbeelden van bewegingen waarin het doemdenken zelfs in de naam ligt besloten.

In deze blogpost, behorend tot de serie over Utopia, zullen we doemdenken, leidend tot én depressies én woedende morele verontwaardiging over de samenleving als twee zijden van dezelfde medaille, onder de loep nemen.

Allereerst: doemdenken dwingt ons de menselijke geschiedenis maar op één manier te begrijpen: het heden en verleden zijn ‘vijanden’ die koste wat kost ‘verslagen’ moeten worden. Extinction Rebellion:

Honderden jaren van uitbuiting en vernietiging hebben ons naar de afgrond gebracht. Over de hele planeet verliezen mensen hun leefwijze, leefomgeving en levens. We hebben nog maar een paar jaar om de ergste gevolgen van de klimaatcrisis af te wenden, als we niet al te laat zijn. De zesde massale uitstervingsgolf is begonnen. Wat we de komende paar jaar doen bepaalt de toekomst van het leven op Aarde.

Daarnaast fixeert doemdenken ons blikveld. Het is een tunnelvisie waarin het huidige en toekomstige leven maar op één utopische manier begrepen kan worden: dialectisch. Dat wil zeggen: slecht/goed, wit/zwart, vriend/vijand, voor/tegen.

Anders gezegd: de mensen achter Extinction Rebellion en de Letzte Generation dulden geen tegenspraak. Nooit! Hun utopische overtuiging behoort jouw overtuiging te zijn. Zo niet, dan ben je hun vijand.

Tevens is het moderne utopische doemdenken immuun voor de realiteit. Doemdenken blokkeert onze zintuigen. Eric Arthur Blair - George Orwell - slaat in zijn 1984 de spijker op de kop:

“The Party told you to reject the evidence of your eyes and ears. It was their final, most essential command.”

Doemdenken zal één van de hoofdstukken worden van mijn boek. Nee, het gaat niet alleen maar over stikstof, hoewel dit onderwerp zeker aan bod zal komen. Vooruit, bij dezen de (voorlopige) index:

  1. Wetenschap
  2. Sciëntisme
  3. Utopia
  4. Doemdenken
  5. Gnostici
  6. Geloof
  7. Verlichting

Zeven thema’s die in één of andere vorm in mijn dissertatie uit 2015 aan bod zijn gekomen én kennis die ik de afgelopen jaren heb opgedaan. Het denken staat nooit stil.

Het boek is ook tegemoetkomen aan een verzoek destijds om van mijn dissertatie een Nederlandse versie te maken. Dit aankomende werk is een poging daartoe, in een wat compacter format.

Bij dezen een paar tipjes van de sluier van hoofdstuk vier: een historisch overzicht(je) én een stevige kritiek op de moderne manier van doem-niet-denken.

Alvast één conclusie: de geëiste maatschappelijke veranderingen die het doemdenken, verpakt in moreel absolutisme, met zich meebrengt staat in schril contrast tot de voorgestelde schlemielige ‘utopische oplossingen’ die de meest basale kritiek niet kunnen doorstaan.

‘De waanzinnige 14de eeuw’

We gaan weer terug naar de 14de eeuw, de bakermat van de moderne tijd zoals Barbara Tuchman scherp opmerkt. In de tweede blogpost over de utopie refereerde ik al aan haar werk De Waanzinnige Veertiende Eeuw (1980). Yersinia pestis waarde rond in de wereld, en de Europese bevolking was ‘de sjaak’ (met nadruk):

“Op het platteland vielen de boeren dood neer op de wegen en de velden of in hun huizen. De overlevenden, die zich steeds machtelozer voelden, werden apathisch en lieten het rijpe koren op de akkers staan en het vee verkommeren. … Het besef van een verdwijnende toekomst schiep een soort wanhoopswaanzin. …”

Naast de verwoestende pestepidemie, angstaanjagend beschreven door Tuchman, speelde de Honderdjarige Oorlog zich voor een groot deel af in diezelfde eeuw (1337-1453). Angst en gevoelens van definitieve ondergang waren toendertijd wijdverbreid.

De menselijke, maatschappelijke, culturele, economische en religieuze verliezen waren onmetelijk. Het dodental in Europa wordt geschat - precieze getallen zijn natuurlijk niet te geven - tussen de 30% en 60% van de Europese bevolking - 25 tot 50 miljoen mensen.

Voor een generatie die zichzelf als verloren beschouwd en een speelbal lijkt te zijn van de elementen, is het heden en de nabije toekomst angstaanjagend. Vijanden, gezien en ongezien, bedreigen het bestaan van alle kanten. Dit is de kern van doemdenken. Daar was in de 14de eeuw niets imaginairs aan!

Doemdenken in de eenentwintigste eeuw

Een kleine 7 eeuwen later is doemdenken niet meer weg te denken uit onze cultuur. Het zichtbare resultaat van dit moderne doemdenken is het ontstaan van de demonstrant en de depressieve ‘client’. De Duitse club Letzte Generation, als expressie van beiden, zegt onder andere het volgende (met nadruk; mijn vertaling):

“We komen samen en bieden principieel, niet-gewelddadig, verzet tegen de waanzin van fossiele brandstoffen in onze tijd. Wij zijn de wil van de samenleving om te overleven! We hebben nog twee tot drie jaar waarin we kunnen afwijken van het pad van de door fossiele brandstoffen veroorzaakte vernietiging. Wat bent u bereid de komende twee tot drie jaar te doen - wat is uw verantwoordelijkheid?”

Het moreel absolutisme schreeuwt je tegemoet: de gedane utopische voorstellen voor een andere samenleving zijn ‘noodzakelijk’, voordat het ‘te laat’ is. Overigens, het gevoel van ‘te laat’ wordt door steeds meer jonge mensen ervaren, zoals recentelijk beschreven in DUB (met nadruk):

“Door de afzettingen van de A12 door Extinction Rebellion is het klimaat de afgelopen dagen weer een hot topic (no pun intended). Dat het weer steeds onvoorspelbaarder en extremer wordt, hebben we afgelopen zomer op verschillende plekken op aarde ervaren.

Echt actie door overheden lijkt te ontbreken. Dat de zorgen onder studenten steeds meer toeneemt, is een understatement. Velen lijden aan een zogeheten klimaatdepressie. In 2017 introduceerde de American Psychological Association hun eigen definitie voor klimaatbezorgheid: Chronische angst voor de ondergang van het milieu.”

Chronische angst voor de ondergang van onze wereld lijkt dus een toenemend probleem onder jonge mensen. Dat is eigenlijk heel erg verbazingwekkend: onze tijd laat zich op geen enkele manier vergelijken met de 14de eeuw.

Not to put too fine a point on it: de overweldigende stank van massale dood en verderf is ons onbekend en behoort in Nederland tot een ver verleden. Desondanks: het doemdenken domineert vandaag de dag.

Hoe kan dat?

De klassieke schaarste - in hoofdzaak de beschikbaarheid van voedsel, onderdak en medische zorg (en het gebrek daaraan) - en het altijd aanwezige gevaar van deze schaarste - honger, ziekte, dood - zijn we in onze samenleving zonder meer voorbij.

Voor de goede orde: als gewezen gezinshuisouder ben ik mij zeer bewust van armoede in Nederland.

Desalniettemin, het is niet zo dat er in Nederland, binnen de eigen gemeenschappen van dorpen en steden, duizenden volwassenen en kinderen per jaar zichtbaar en tastbaar sterven van de honger.

Door de economische groei, mede dankzij wetenschap en technologie, zijn we na de Tweede Wereldoorlog in staat gebleken de klassieke schaarste te overwinnen: bestrijdingsmiddelen en kunstmest (veel meer voedsel!), riolering, medische diagnostiek en medicijnen, ‘altijd’ beschikbaar schoon drinkwater, goedkope energie (fossiele brandstoffen), mobiele telefonie en ga zo maar door.

Aangezien de oude gevaren van schaarste uit ons directe blikveld zijn verdwenen, nogmaals dankzij wetenschap en technologie, zijn we meer dan ooit gefocust op gevaren die dááruit voorvloeien: kanker door mobiele telefoons en bestrijdingsmiddelen, klimaatverandering door gebruik van goedkope fossiele brandstoffen, enzovoort.

De toegenomen welvaart en gezonde levensverwachting hebben ertoe geleid dat we ons steeds meer zorgen maken over lange-termijn gevaren die voortkomen uit wetenschap en technologie. Bij steeds verder afnemende dreigingen van ons leven en welzijn, wensen wij ook gevrijwaard te worden van eventueel resterende dreigingen die onze stijgende gezonde levensduur kunnen verstoren.

Naar ons bevinden is er dus schaarste ontstaan aan ongestoord lang en gezond leven!

Van zichtbare naar onzichtbare gevaren

Het staat vast dat onze gevaren-aandacht de afgelopen eeuw fors verplaatst is. Waren de oude gevaren alomtegenwoordig zichtbaar en aan den lijve voelbaar, de nieuwe gevaren zijn dat allerminst. De nieuwe gevaren die onze aandacht opeisen zijn letterlijk on-zichtbaar!

Ga maar na: PFAS-concentraties in mensen en de eventuele consequenties daarvan zijn voor het blote oog onzichtbaar en ook nog eens technisch-wetenschappelijk zeer lastig vast te stellen, als dat al mogelijk is.

Ioniserende radioactieve straling is onzichtbaar. Dat maakt angstig, zoals de bekende socioloog Ulrich Beck betoogt naar aanleiding van het Tsjernobyl drama in zijn The Anthropological Shock: Chernobyl and the Contours of the Risk Society (1987; mijn vertaling; met nadruk):

“Van het ene op het andere moment maakte Tsjernobyl [1986] ons bewust van iets wat al lang het geval is: niet alleen in het nucleaire tijdperk, maar met de industriële alomtegenwoordigheid van chemische gifstoffen in de lucht, het water en ook in levensmiddelen, is onze relatie met de werkelijkheid om ons heen fundamenteel getransformeerd. … onze private controle over de eigen zintuigelijke percepties zijn ontwricht. Onze zintuigen zijn onteigend, …. Onze zintuigen zijn nutteloos geworden in het licht van het atomaire gevaar. …”

Onze verhouding tot de werkelijkheid is totaal verandert, aldus Beck. De ramp in Tsjernobyl heeft wat hem betreft dit allemaal duidelijk gemaakt. De lucht die we inademen, het water en het voedsel dat we drinken en eten zijn “onzichtbaar vergiftigd” met industriële synthetisch-chemische stoffen en het “atomaire gevaar”.

Beck’s stelling: onze zintuigen zijn nutteloos in deze nieuwe industriële werkelijkheid. Ze kunnen ons niet meer waarschuwen tegen de alomtegenwoordige moderne gevaren. We staan machteloos!

De depressieve milieugevoelens van veel jonge mensen heeft onder andere hier mee te maken.

Wat Beck, en velen met hem, vergeten is dat ioniserende straling altijd onderdeel is geweest van ons bestaan. Sterker: natuurlijke (achtergrond) straling, onder andere aangeleverd door, letterlijk, het universum is vele malen belangrijker dan eventuele industriele bijdragen, Tsjernobyl en Fukushima incluis:

Hetzelfde verhaal geldt voor chemicaliën. Chemie is overal; letterlijk. Onze voeding alleen al voorziet ons dagelijks van vele tienduizenden chemicaliën van natuurlijke oorsprong waarvan een aantal met bepaald geen vriendelijk karakter, zoals Daniel Janzen opmerkt (1977; mijn vertaling; met nadruk):

“De wereld is niet groen. Het heeft de kleuren van lectine, tannine, cyanide, cafeïne, aflatoxine en canavanine [allemaal planten toxines]. Voeg daar een forse dosis cellulose aan toe die deze mix nog meer oneetbaar maakt.”

De doem van de ‘klimaatcrisis’

Ook de ‘klimaatcrisis’ is van het onzichtbare soort, zoals Beck dat typeert. Dat is noodzakelijkerwijs zo omdat wij weerfenomenen waarnemen en slechts in abstracte, langjarige, data-analyses kunnen ‘zien’ of er iets over een bepaalde periode is verandert. Immers, klimaat en het klimaatsysteem zijn, respectievelijk:

“De langzaam variërende aspecten van het atmosfeer-hydrosfeer-land oppervlaktesysteem.”

“Het systeem, bestaande uit de atmosfeer, hydrosfeer, lithosfeer en biosfeer, die het klimaat van de aarde bepalen als gevolg van wederzijdse interacties en reacties op externe invloeden (forcing).”

Als we naar buiten kijken, of buiten zijn, zien en ervaren we per definitie weer - zonneschijn, sneeuw, onweer, wolken, regen, wind, ijzel, enzovoort - en nooit klimaat.

Dit alles staat los van de eventuele menselijke invloed op het klimaat, dat wil zeggen langjarige veranderingen van, vooral extreme, weerpatronen als gevolg van de uitstoot van kooldioxide door fossiele brandstoffen.

Een tweetal plaatjes geven een verrassend inkijkje in de mondiale toestand van één weerextreem - aantallen tropische stormen en orkanen in de wereld per jaar - en het aantal sterfgevallen gerelateerd aan klimaat (afgezet tegen sterfte als gevolg van andere natuurrampen, zoals vulkaanuitbarstingen).

Risico’s op overlijden door weerextremen zijn in honderd jaar tijd spectaculair gekelderd. Het meest extreme weersysteem dat we kennen - orkanen - laat geen toename zien in jaarlijkse frequentie (zie verder The ‘Best Available Science’ and the Paris Agreement on Climate Change). Bijzonder!

‘Ik kan mijn oren en ogen niet (meer) geloven’

Desniettegenstaande, “een op de vijf jongeren ervaart klimaatstress”. Doemdenken maakt jonge mensen, niet verbazingwekkend, depressief, dit allemaal als gevolg van de consequente boodschap van ‘teveel mensen op deze aarde’ en de ‘klimaathel’, beiden in hoofdzaak geuit door de mondiale bestuurlijke elite, bijvoorbeeld de VN.

In die zin zijn Extinction Rebellion en de Letzte Generationuseful idiots’ - nuttige idioten - in het machtspel van de utopische ingenieurs van zowel bureaucratisch als wetenschappelijk signatuur.

Anderzijds zijn zij het geweldadige utopische voetvolk van de huidige machthebbers die pogen de Europese burger structureel te verarmen op weg naar de utopische hel.

In de utopie van de Extinction Rebellions en de Letzte Generationen kan, letterlijk, geen enkel mens leven; nooit. Want: diezelfde mensen hebben er, in hun ogen, een ‘puinhoop van gemaakt’.

In dat dodelijke ‘spel’ is de jongere die meldt te lijden onder klimaatdepressies een slachtoffer en een demonstrant. Zij of hij drukt dat op een andere manier uit dan de publieke demonstrant die op de A12 het verkeer tegenhoudt; helaas niet minder destructief.

Alasdair MacIntyre, hierboven geciteerd, merkt terecht op dat demonstranten - met of zonder ‘spandoek’ - zelden iemand anders hebben om mee te praten dan zichzelf. Daarom is het allesbehalve verrassend dat de doemdenker niet kan worden afgebracht van haar of zijn milieudepressie.

Maar het moderne doemdenken is van onverschillige bureaucratische en academische makelij. De dore intellectuele en spirituele woestijn die daaruit voortvloeit heeft uiteindelijk niets te bieden dan de dood - met of zonder depressie, met of zonder spandoek. Zoals Elie Kedourie (1926-1992) opmerkt (1982; mijn vertaling):

“… Ze kunnen spreken over ‘gelijkheid’; ze kunnen zelfs geobsedeerd zijn door statistieken en pseudo-statistieken over gelijkheid, maar het is een religieus vacuüm - een gebrek aan betekenis in hun eigen leven, een afwezigheid van een besef van omvattende betekenis in hun samenleving dat hen afschrikt en hen opjaagt tot vervreemding en redeloze toorn. Het is niet teveel om te zeggen dat de dood van God … de samenleving teistert.”

Afsluitend: de aangeprate angst voor de ‘Beckiaanse’ onzichtbare gevaren, zoals de klimaathel van de toekomst, is ten diepste een poging fundamenteel te de-moraliseren. Dat wil zeggen, morele weerbaarheid van individuen wordt met het doemdenken bewust teniet gedaan.

De-moraliseren in een zieke poging te moraliseren is de dood in de pot.

Ga maar na: kinderen chronisch bestoken met negatieve boodschappen - “Je bent niet gewenst”; “Je leert het nooit”; “Later zit niemand op je te wachten” - om hen zogenaamd weerbaar te maken in het volwassenen leven is een zeer destructieve manier van opvoeden.

Wat er na al dat demonstratieve negatieve geweld overblijft is bittere eenzaamheid. De utopie is nu eenmaal onbewoonbaar.

Als docent aan een universiteit, als gewezen gezinshuisouder, als vader (en opa) roep ik jonge mensen op niet mee te gaan met dit (inwendige en uitwendige) holle tumult, hoe moeilijk dat ook kan zijn. Raak weer vertrouwd met de werkelijkheid om je heen en laat je ‘aanraken’ door anderen die echt om je geven.