Inleiding

Angst verkoopt, zeker als het stempel van ‘DE WETENSCHAP’ er op staat. Politici en bestuurders voelen zich dan ogenblikkelijk verplicht die gecreëerde angst weg te nemen in de samenleving. Met wat? Met beleid natuurlijk!

Het zoveelste voorspelbare staat te gebeuren: PFAS moet verboden worden. Want onze kinderen …!

PFAS? Wacht eens even, wat is dat ook al weer. Ik heb er al eens over geschreven, bijna 4 jaar geleden. Time flies when you’re havin' fun, right? Hierbij een PFAS-definitie (vertaald door uw waarde blogger):

“PFAS’s worden gedefinieerd als gefluorideerde stoffen die ten minste één volledig gefluorideerd methyl- of methyleen koolstofatoom bevatten (in afwezigheid van een verbonden H/Cl/Br/I-atoom), dat wil zeggen elke chemische stof met ten minste één geperfluorideerde methyl (–CF3) of een geperfluorideerde methyleen (–CF2–) is een PFAS (op enkele bekende uitzonderingen na).”

PFAS zijn bijzonder omdat deze groep stoffen, waarvan duizenden varianten worden gemaakt ten behoeve van tal van toepassingen, zowel water- als vet(olie) afstotend zijn. Hierbij een voorbeeld, perfluoroctaansulfonzuur (PFOS):

De grijs/zwarte bolletjes zijn koolstofatomen (C), de groene bolletjes zijn fluoratomen (F), het gele bolletje is zwavel (S), de rode bolletjes zijn zuurstofatomen (O), en het grijze bolletje helemaal rechts is waterstof (H). Weten we dat ook weer.

Daarnaast zijn PFAS enorm stabiele verbindingen. Afbreekbaarheid is laag; in ons lichaam lijken PFAS onveranderlijk lang aanwezig te blijven. Dat op zich maakt dat velen zich ongerust maken over PFAS.

De toepassingsgebieden zijn immens. Een klein overzicht geeft wellicht enige indruk, naast het feit dat vele zeer functionele toepassingsgebieden hier niet voor het voetlicht komen, zoals pompsystemen (zei iemand warmtepompen?):

Waarom een verbod op deze groep stoffen? Because of garbage science! Geduld waarde lezers: ik doe nooit beweringen die niet onderbouwd zijn.

Voor alle duidelijkheid: ik heb geen enkele moeite met het verbieden van bepaalde producten, diensten, chemicals en wat dies meer zij. Als degelijk wetenschappelijk onderzoek daarbij kan helpen; graag!

Maar dit aankomende verbod, ‘because science’, slaat werkelijk nergens op.

Wetenschappelijk onderzoek lijkt steeds meer ‘garbage’ - vuilnis - af te leveren om bepaald beleid te faciliteren onder de noemer van ‘oplossen van grote maatschappelijke problemen’. Een tipje van de sluier die over de vuilnisbelt van het PFAS ‘onderzoek’ ligt.

PFAS-epidemiologie: twee voorbeelden

De volgende tabel, afkomstig uit het ANNEX XV RESTRICTION REPORT PROPOSAL FOR A RESTRICTION, geeft aan waar de beleidsmatige ‘zorgen’ liggen die tot een algeheel verbod zouden moet leiden van vrijwel alle PFAS:

Ik zal in deze post ingaan op de verminderde immuunrespons na vaccinatie bij kinderen. Dat is namelijk een fan-tas-tisch onderwerp. Ga maar na: elke immunologisch niet succesvolle vaccinatieronde (omdat het medisch product domweg slecht functioneert!) kan zo op het conto van deze vermaledijde stoffen worden geschreven.

Wat betreft de ‘schuld’ bij een ‘ander’ leggen: ‘beter’ wordt het niet!

Laat dat voor wat het is. Er is een veel belangrijker reden om het te hebben over verminderde immuunrespons na vaccinatie bij kinderen. Afgelopen maart heb ik een interview gegeven aan Omroep Zeeland over PFAS. Mijn stelling was en is (met nadruk):

“Er zijn bij de proeven enorme hoeveelheden PFAS bij proefdieren ingebracht. Wij hebben het nu over microgrammen en nanogrammen. Dat is bijzonder weinig. … Ik zeg tegen mijn studenten altijd: ‘context is alles’. We krijgen een enorm spectrum aan lichaamsvreemde stoffen binnen, waarom moeten we bij PFAS in die kleine hoeveelheden in de paniekstand schieten?

Collega Jacob de Boer (VU) denkt daar natuurlijk anders over, en dat mag absoluut, dan alleen dat hij hier iets bijzonders zegt wat bij mij onmiddellijk de wenkbrauwen doet fronsen, het enige lichaamshaar dat ik nog heb dat absoluut niet grijs is geworden (met nadruk):

“De giftigheid van PFAS is nu juist niet op basis van ratten en muizentesten vastgesteld maar op basis van epidemiologisch onderzoek. Daarin bleken kinderen die veel PFAS in hun bloed hadden veertig procent minder goed te reageren op vaccinaties tegen difterie. Dat is een echt gezondheidseffect dus en niet alleen maar een correlatie.”

Voordat ik hierop inga aan de hand van twee artikelen, epidemiologisch onderzoek kan nooit ‘echte gezondheidseffecten’ vaststellen. Waarde de Boer overspeelt zijn hand vrijwel onmiddelijk.

Epidemiologisch onderzoek kan hooguit mogelijke correlaties, tot op zekere hoogte, aannemelijk maken, met dien verstande dat dat een immense toer is. Onze goedgelovigheid is een betere graadmeter voor de acceptatie van dergelijk onderzoek!

Ga maar na: hoe moet ik één mogelijke connectie - PFAS en vaccinatie effectiviteit - lospeuteren uit een baaierd van connecties en interacties waar ons leven mee wordt overladen en die ongetwijfeld ook iets te maken hebben met onze afweer - voeding (micronutriënten zoals vitamine D!), erfelijkheid, microbiële blootstellingen, stress, achtergrondstraling, hoeveelheid slaap, leeftijd, enzovoort?

Een artikel dat nogal de aandacht krijgt is die van Grandjean en andere uit 2017, want het gaat over kinderen!

Oh ja: ik heb de hoofdauteur enkele precieze vragen gesteld over deze paper, maar kreeg, uiteraard, geen antwoord. Oh ja 2: voor beide artikelen die ik bespreek zijn geen ruwe data beschikbaar - een te veel voorkomende wetenschappelijke doodzonde.

De onderzoeksstrategie in deze paper is als volgt: bij 516 proefpersonen die 13 jaar oud waren, werden serumconcentraties van PFAS en van antilichamen tegen difterie en tetanus vaccinaties gemeten en vergeleken met gegevens van het vorige onderzoek toen de kinderen 7 jaar oud waren (zie onder).

Waarom? Nou, de idee is dat de aanwezigheid van PFAS in het lichaam de effectiviteit van vaccinaties doet afnemen. Hoe hoger de PFAS concentraties, hoe lager de antlichamen concentraties als gevolg van vaccinaties.

Fair enough! Dat is zeker niet onmogelijk. Om onduidelijkheid en verwarring te voorkomen, citeer ik bij dezen de hoofdconclusies (vertaald door uw waarde blogger; met nadruk):

Over het algemeen daalden serumconcentraties van PFAS’s en antilichamen van 7 jaar tot 13 jaar. Echter, 68 proefpersonen hadden de spoedeisende hulp bezocht en hadden waarschijnlijk een vaccinatiebooster gekregen en 202 kinderen vertoonden hogere vaccinatie antilichaamconcentraties na 13 jaar dan na 7 jaar. Daarom werden afzonderlijke analyses uitgevoerd na uitsluiting van deze twee subgroepen. Difterie-antilichaamconcentraties namen af ​​bij verhoogde PFAS-concentraties op 13 jarige en 7 jarige leeftijd; de associaties waren statistisch significant voor perfluordecanoaat (PFDA) op 7 jarige leeftijd en voor perfluoroctanoaat (PFOA) op 13 jarige leeftijd, wat een afname sugereert met ∼ 25% voor elke verdubbeling van de blootstelling. Structurele vergelijkingsmodellen toonden aan dat een verdubbeling van de blootstelling aan PFAS op 7 jarige leeftijd geassocieerd was met verliezen in difterie-antilichaamconcentraties op 13 jarige leeftijd van 10-30% voor de vijf PFAS’s. Er werden weinig associaties waargenomen voor anti-tetanusconcentraties.

“Serum concentrations of PFASs and antibodies generally declined from 7 y to 13 y. However, 68 subjects had visited the emergency room and had likely received a vaccination booster, and a total of 202 children showed higher vaccine antibody concentrations at 13 y than at 7 y. Therefore, separate analyses were conducted after exclusion of these two subgroups. Diphtheria antibody concentrations decreased at elevated PFAS concentrations at 13 y and 7 y; the associations were statistically significant for perfluorodecanoate (PFDA) at 7 y and for perfluorooctanoate (PFOA) at 13 y, both suggesting a decrease by ∼ 25% for each doubling of exposure. Structural equation models showed that a doubling in PFAS exposure at 7 y was associated with losses in diphtheria antibody concentrations at 13 y of 10–30% for the five PFASs. Few associations were observed for anti-tetanus concentrations."

What the actual f***! (Pardon my French.) De eerste zin van het artikel is al fout. De lezer wordt met deze zin, nog voordat de publicatie in zijn geheel is bestudeerd - en dat heb ik!, een bepaalde richting op misleid.

Want wat blijkt?

Van de in totaal 516 onderzochte kinderen blijken er 68 en 202 kinderen hógere serumconcentraties van antilichamen te hebben. Dus 52% van de onderzochte kinderen houden zich niet aan de PFAS hypothese zoals Grandjean en medeauteurs die graag bevestigd hadden gezien.

De genoemde 68 kinderen zouden eventueel een booster gehad kunnen hebben bij een bezoek aan de eerste hulp, maar dat is niet vastgesteld. Okay, we geven dit de auteurs, welwillend, cadeau.

Maar de 202 onderzochte kinderen met hogere serumconcentraties van antilichamen, waarvan het voor bijna allemaal duidelijk is dat zij na het vijfde levensjaar geen vaccinaties meer hebben gehad, ‘moeten apart worden gezet’ in de analyse, zonder opgaaf van reden anders dan de gevonden toename?

Dit is toch ook een onderzoeksuitkomst? Nee, deze geven we niet cadeau. Dit heet wetenschappelijk valsspelen.

Zelfs als de auteurs de groep van 202 kinderen niet meenemen in hun analyse van antilichaamconcentraties, is er weinig te zien wat enigzins de moeite waard is.

De publicatie van Grandjean en medeauteurs wordt ook in de EFSA-publicatie Risk to human health related to the presence of perfluoroalkyl substances in food van 2020 besproken. De paragraaf op p. 115 waarin het artikel wordt samengevat rept met geen woord over de slinkse uitsluiting van de 202 kinderen.

Het tweede artikel dat ik hier bespreek is ook van Grandjean en anderen uit 2012, de voorloper van het net besproken artikel.

Helaas. Het is van hetzelfde laken een pak - garbage. De data wordt wederom niet getoond noch geplot. We moeten het doen met modellen en significanties, die al lang ‘verboden’ zijn omdat ze betekenisloos zijn. Bij dezen een citaat die ik onvertaald laat en begeleidt met een simpele vraag: ‘show us the data!!':

“Structural equation models were generated to determine the joint associations of PFCs with the overall anti- body concentrations. This class of multivariate models typically consists of a measurement part in which the observed variables are linked to a limited number of latent variables and a structural part describing the relationship between the latent variables, with possible adjustment for the effects of covariates.”

Blahblahblah. Denk niet dat ik dit niet begrijp. Ik heb al jaren ‘colleges’ van goede vriend en collega Matt Briggs die mij steeds weer laat zien waar en hoe deze en andere nonsens wordt verkocht.

Als laatste: antilichaam concentraties nemen door de bank genomen af in de tijd na vaccinatie dan wel besmetting. Die afname is ongetwijfeld variabel, dat wil zeggen die verschilt van mens tot mens.

De veel belangrijkere vraag in hoeverre meer kinderen ziek zijn geworden door betreffende infectieziekten komt helemaal niet aan bod. Er blijft dus maar één oplossing over:

Weg met de epidemiologie!

Het zal wellicht verbazen, maar dit is een weinig originele gedachte; ik ben zeker niet de eerste of zelfs maar de enige die deze mening is toegedaan. Onderzoekers met veel groter naam en faam hebben dat al tijden geleden gezegd. Paul Knipschild, in zijn afscheidsrede Uit de contramine van 2006, zegt het zo:

“Genoeg hier over … epidemiologisch onderzoek! Ik krijg er langzaam een punthoofd van om uit te leggen wat er allemaal fout aan is. Het wordt tijd dat er een nieuw artikel verschijnt dat er korte metten mee maakt, zoals eerder Alvan Feinstein deed in het blad Science. Wilt u nog weten hoe vaak dat artikel van Feinstein geciteerd is? Bijna 200 keer, dat is heel veel, met als hoofdreden dat horden epidemiologen van mindere allure hem in diskrediet probeerden te brengen. Dat zegt terzijde iets over de citatie-index als maat voor de prestatie.”

Het artikel van Feinstein waar Knipschild aan refereert, notabene uit 1988, heeft de veelzeggende titel Scientific Standards in Epidemiologic Studies of the Menace of Daily Life. Een betere typering van de moderne epidemiologie is er niet. Dat PFAS breed verboden zal worden in Europa is dus eigenlijk geen vraag meer.

Daar is niets mee opgelost dan alleen dat, heel misschien, onze angst gestild wordt, voor heel even dan. De dreiging van het dagelijks leven blijft en zal nooit verdwijnen, al was het maar omdat de expertocratie ons op de wenken zal bedienen met de volgende ‘angstwinnaar’!

Blijft dat PFAS epidemiologie niets anders is dan “flauwekul onderzoek”, om Knipschild maar te citeren.

Wat we echter niet moeten onderschatten is dat angst een overzadigbaar monster is dat steeds meer aan kracht wint. Bedenk namelijk dat het loze PFAS-dreigement, want dat is het, toch kan werken omdat we steeds maar te horen krijgen dat dit leven niets anders in het verschiet heeft dan het eeuwige niets van de dood.

We hebben onszelf daarmee, meer dan in welk ander tijdperk dan ook, veroordeeld tot de slavernij van onze angst voor de dood. John Meyer’s In the blood suggereert de oplossing:

“I can feel the love I want, I can feel the love I need
But it’s never gonna come the way I am
Could I change it if I wanted, can I rise above the flood?
Will it wash out in the water, or is it always in the blood?”

Wie oren heeft die hore.