Een briefje van de nieuwe minister voor Natuur en Stikstof Christianne van der Wal-Zeggelink met ‘antwoorden’ op vragen uit de Kamer.

Gezien deze antwoorden is een minister of bestuurder eigenlijk overbodig. Het is een herhaling van bekende en onveranderbare ambtelijke zetten.

Saai-saaier-saaist.

Dan alleen dat met de antwoorden weggegooide miljarden belastingeuros gemoeid zijn die niets zullen opleveren dan alleen weggejaagde boeren, tezamen met hun steeds belangrijker wordende voedselproductie.

Een korte blik op het zoveelste stukje ambtelijk olieworstelen. Laat de scheepslading zout maar aanrukken.


Sinds 2014 alweer ben ik met collega’s Rotgers en Briggs in de weer om lijn te brengen in het stikstofonderzoek. Het Nederlandse stikstofdossier is overigens van veel oudere datum.

Sinds eind jaren tachtig van de vorige eeuw zijn er vele tientallen miljoen uitgegeven aan de WUR, het RIVM en andere instituten om een hangaar gevuld te krijgen met slechts door weinigen gelezen onderzoeksrapportages.

Desalniettemin heeft dit alles uitvoerend geleid tot het softwarepakket (met bijbehorende hardware) AERIUS en een paar dozijn Kritische Depositiewaarden (KDW). Gezamenlijk worden beiden als een soort natuurthermostaat beschouwd en gebruikt.

Zeg maar een ‘stikstofstaat’.

Oftewel: meer stikstofdepositie geeft een hogere ‘stikstofstaat’ en daarmee minder natuurkwaliteit; minder stikstofdepositie geeft een lagere stikstofstaat en daarmee meer natuurkwaliteit.

Zelfs het PBL gelooft dit niet meer; en dat wil wat zeggen.

Hoe dan ook, op naar het vraag-en-antwoord spel dat we nu zo langzamerhand wel kennen. Eerst de derde vraag, met antwoord (nadruk toegevoegd):

“3 Klopt het dat er geen kritische discussie is geweest tussen wetenschappers over de totstandkoming en de kwaliteit van de KDW’s voor stikstof, zoals gebruikelijk is bij wetenschappelijk onderzoek? Zo nee, kunt u een verslag van deze discussie delen?

Antwoord

Het vaststellen van de Europese KDW’s heeft plaatsgevonden na een uitgebreid wetenschappelijk proces. Dat proces staat beschreven in hoofdstuk 2 en de bijlagen 5, 6 en 7 in het eindrapport van de UN-ECE (Bobbink & Hettelingh 2011…).

Ook de methode van het in het antwoord op vraag 2 genoemde Nederlandse rapport is internationaal beoordeeld. De reviewcommissie bestond uit toonaangevende onafhankelijke experts uit Denemarken, Duitsland, Groot-Brittannië en Nederland.

In dit ‘prachtige’ antwoord, geeft de minister onbedoeld toe dat een kritisch discours in het stikstofonderzoeksveld niet bestaat; de Kamer wordt daarmee, naar ik meen onbewust, misleid.

Zij beschrijft een proces waarin onderzoekers, die elkaar (bijna) allemaal kennen, elkaar (en zichzelf) reviewen. Dit maakt heel weinig indruk en dat is precies het probleem.

Want: wie o wie van deze onderzoekers legt collega’s, waarmee internationaal wordt samengewerkt, echt het vuur na aan de schenen, zoals het hoort?

Precies: niemand. Hoe ik dat weet?

Simpel: samen met vriend Briggs heb ik recentelijk twee artikelen gepubliceerd over KDW: Outlining A New Method To Quantify Uncertainty In Nitrogen Critical Loads (2021) en Nitrogen Critical Loads: Critical Reflectionson Past Experiments, Ecological Endpoints,and Uncertainties (2022).

De 2021-paper (niet peer-reviewed(!), dus niet waar??) heeft geen enkel commentaar mogen ontvangen van de KDW-discoursleden, terwijl onze kritiek niet mals is.

De afwezigheid van kritiek aan ons adres is wel begrijpelijk: er is namelijk geen speld tussen te krijgen.

De 2022-paper is nieuwer én peer-reviewed (nou, en?). Er is mij een kritisch commentaar beloofd. We wachten met spanning af, maar verwachten er weinig van.

Bovendien: de eerdere vijandige ‘poortwachter review’ van onze publicatie, die mede daardoor is afgewezen door betreffend tijdschrift, laat bij uitstek zien dat ‘niemand’ binnen het stikstofdiscours kritische reflectie duldt.

De historische redenen van de afwezigheid van een kritisch discours in het stikstofonderzoeksveld heb ik besproken in dezelfde blogpost Stikstof en Utopia - vingeroefeningen in doemdenken

Enfin, de ‘volgende’ vraag met antwoord van de minister van Natuur en Stikstof (met nadruk toegevoegd):

“2 … kunt u gedetailleerd uiteenzetten hoe de KDW’s voor stikstof tot stand zijn gekomen?

Antwoord

… Uit het eerstgenoemde rapport blijkt dat praktijkonderzoek (in de natuurgebieden zelf) veelvuldig heeft plaatsgevonden. Kasexperimenten vormen slechts een deel van de onderbouwing en de uitkomsten zijn met die van andere methoden gecombineerd zodat KDW’s konden worden vastgesteld.

Het artikel van Briggs & Hanekamp (waar het bericht aan refereert) heeft uitsluitend betrekking op vegetaties van hoogvenen. Daarvoor zijn - naast veldexperimenten - ook kasexperimenten toegepast. Dat de uitkomsten van de kasexperimenten bruikbaar zijn, is gebleken uit een meta-analyse van 115 kasexperimenten en 107 veldexperimenten: de effecten van stikstoftoevoeging op veenmossen bleek in beide typen experimenten vergelijkbaar te zijn ….

De extrapolatie heeft betrekking op het vegetatietype dat in hoogveengebieden aanwezig is, in een orde van grootte van vierkante meters tot hectares. Omdat deze extrapolatie wetenschappelijk geheel verantwoord is (zie de meta-analyse), zijn de uitkomsten representatief voor alle locaties waar dat vegetatietype voorkomt, zowel binnen als buiten Nederland.

Bedroevend hoe de minister iedereen, de Kamer incluis, afscheept met cirkelredeneringen. De laatste zin van dit antwoord is daar werkelijk een ‘schitterend’ voorbeeld van. Preciezer: een dieptepunt dus.

De kwestie is nu juist of het klopt wat de minster beweert, zoals wij aan de orde stellen in ons 2022-artikel. Het antwoord is een eenduidig nee.

De minister spendeert geen woord aan onze kritiek; zij stelt simpelweg ex cathedra dat alles in orde is en omzeilt daarmee onze kritische publicatie.

Er schort namelijk enorm veel aan het KDW-onderzoek. Onze kritiek staat los van welke vegetatiesoorten dan ook; wij hebben een voorbeeldhabitat genomen om fundamenteel onderbouwende studies inhoudelijk te analyseren.

Onze kritiek is dus algemeen toepasbaar.

Ook hier misleidt, nu wellicht bewust, de minister de Kamer, alsof ons onderzoek geen impact kán hebben op het huidige gebruik van KDW met bijbehorende onderbouwing.

Niets is minder waar. Zoals we in de inleidende Letter to the Editor duidelijk maken (met toegevoegde nadruk):

“Overall, we show that NCL are not well defined, and are subject to hitherto unrecognised forms of uncertainty, which critically impact the precision and actionability of NCL. For one, the official definitions of what a critical load is are to some extent clear with respect to political goals, but not clear with respect to repeatable or consistent parameters. Also, we show that overall there is a lack of real-world study design in the assessed papers. Moreover, expert judgement, which plays a substantial role in the NCL discourse, remains unscrutinised; that is, the certainty in these judgements is too high, and their bases are ambiguous. There needs to be a way to verify the accuracy of these judgements, especially if and when costly decisions will be made relying on them.

We hebben hier dus vier kritiekpunten benoemd die in ons grote artikel diepgaand aan bod komen en de minister, uiteraard, geheel onbesproken laat.

Waarom nog vragen stellen aan een minister als haar antwoorden steeds weer teruggrijpen op literatuur die aantoonbaar te kort schiet? Kortom, dit zijn onze vier kritiekpunten:

  1. KDW bevatten zeer grote en onbesproken onzekerheden;
  2. de algemeen gebruikte KDW-definitie ontbreekt het aan wetenschappelijke precisie;
  3. er zijn veel te weinig ‘echte-wereld’ experimenten op grote schaal uitgevoerd;
  4. het te veel-gebruikte ‘expert judgement’ is wetenschappelijk onnavolgbaar.

Dus nee, het door de minister gekoesterde wetenschappelijk onderzoek heeft op deze en andere punten geen definitief uitsluitsel gegeven op de relatie tussen stikstof en natuurkwaliteit zoals gereduceerd in de getalsmatige KDW.

Nogmaals: KDW vormen dus geen besluitsvormingsgereedschap. Het zijn getallen van een sterk reductionistische aard die een ecologische precisie suggereren die niet bestaat.

Ik geef als laatste commentaar op vraag 4 en bijbehorend antwoord (met nadruk):

“4 Kunt u aantonen wat het verband is tussen KDW, stikstofdepositie en natuurkwaliteit in Nederlandse natuurgebieden en dit delen met de Kamer?

Antwoord
… De natuurkwaliteit wordt namelijk mede bepaald door andere factoren, zowel negatieve als positieve. Negatieve: door stikstof overbelaste habitats kunnen bijvoorbeeld ook last hebben van verdroging, wat tot een extra kwaliteitsafname leidt. Positieve: als bijvoorbeeld die verdroging wordt aangepakt, kan de kwaliteit (tijdelijk) gestabiliseerd worden of zelfs toenemen.

In ons land worden al heel lang herstelmaatregelen uitgevoerd, waardoor de natuurkwaliteit zo goed mogelijk in stand is gehouden (wat ook een juridische verplichting is vanwege de Habitatrichtlijn). Als dat niet zou zijn gedaan, was het verband tussen stikstofoverbelasting en natuurkwaliteit nog veel sterker aantoonbaar geweest dan in de genoemde figuur. Daarom zijn experimenten onder gecontroleerde omstandigheden zo belangrijk om het specifieke effect van stikstof op natuurkwaliteit te kunnen vaststellen (zie ook het antwoord op de tweede vraag).”

Het wordt eentonig, maar de dik gedrukte tekst bevat alweer een drogreden, deze keer van het contrafeitelijke soort: als dít zich zou hebben voorgedaan dan dát, met dien verstande dat dít niet gebeurd is.

Er wordt namelijk met droge ogen beweerd dat áls er geen natuurbeheer was, dán zou de natuurkwaliteit nog zichtbaarder zijn aangetast door de (berekende) stikstofdepositie.

Oh ja? Het bewijs daarvan ontbreekt, want het is een contrafeitelijke uitspraak.

Het mag geen verbazing wekken dat in meerdere provincies landbouworganisaties de gesprekken met de provincie over de gebiedsgerichte aanpak (GGA) hebben stilgezet.

Immers, AERIUS en KDW worden gezamenlijk ingezet zodanig dat gewenste bestuurlijke uitkomsten worden geproduceerd. Op 15 april rapporteert De Telegraaf (met nadruk):

“Het provinciehuis erkent dat er volgens de eerste tranche van de opkoopregeling geen enkele piekbelaster in Flevoland bestaat. „Maar dat hangt volledig af van de definitie van piekbelaster.” Als er straks anders gerekend wordt, ’komen er zeer waarschijnlijk wel enkele bedrijven in aanmerking’.

Dus: als landelijk en/of provincie bestuur boeren van hun land willen verjagen, dan kunnen rekenmethoden en definities snel, naar bestuurlijke behoefte, worden aangepast.

Zie verder hierover mijn blogpost Datapakhuizen met natuurgegevens maar de modellen regeren.

Het lijkt er dan ook op dat de wensen van bestuurlijk Nederland, verkocht als ‘natuurnoodzaak’, volkomen voorbij gaan aan de wereld daarbuiten en haar acute noden. De virtuele en zeer flexibel gemodelleerde kijk op stikstof bieden daarin ‘uitkomst’!

Politiek en wetenschappelijk onderzoek.