Update (16-12-2021) - Ik heb deze blogpost op 14 december in de late avond gepost. Vanochtend vroeg bedacht ik mij dat ik iets gemist heb in mijn analyse. Het betreft de opmerkelijke uitspraak van Minister de Jonge:
“En hecht je zo vreselijk aan je recht, je vrijheid, om nee te zeggen tegen vaccinatie, daar leg ik me niet bij neer, want dat recht, die vrijheid kan nooit belangrijker zijn dan het recht van een ander niet ziek te worden.”
Afgezien van de feitelijke onjuistheden, ontging mij dat de minster openlijk aanstuurt op de beknotting van de negatieve vrijheid van alle Nederlanders. En dat nog wel op een fundamenteel grondrecht: de onaantastbaarheid van het lichaam.
Dat de minister zich ‘niet neerlegt’ bij de negatieve vrijheid van burgers - de ‘vrijheid van’ ongewenste en onwenselijke inmenging van anderen - is een gevaarlijk signaal aan de samenleving.
Meer dan dat: de minister neemt een ruimte in die nooit van een bestuurder kan zijn, namelijk de persoonlijke ruimte van de integriteit van het lichaam.
Hij schetst hier daadwerkelijk een utopisch/dystopisch perspectief die, zoals het zich laat aanzien, de komende tijd gerealiseerd moet worden. De QR-samenleving - niets anders dan een quasi-realiteit - is daarvan een voorportaal.
Gekoppeld aan een welhaast eindeloos testregime om de nieuwste virusvarianten te kunnen volgen, lijkt het er op dat bestuurders en samenleving langzamerhand in de fuik lopen van de dystopie.
De ironie wil dat ik in 2012, voor het CDA tijdschrift Christen Democratische Verkenningen, een stuk heb geschreven met de titel Duurzaamheid als utopisch wensdenken gedoemd te mislukken. Dit is de inleiding:
“Met het duurzame perspectief is een seculiere eschatologie in het leven geroepen die geen tegenspraak duldt. De duurzame mens kan, zo is de dwingende overtuiging, de wereld herscheppen die tot in lengte van eeuwen mee kan. Het geduld om stapje voor stapje de samenleving te veranderen hebben we niet. Het CDA zal zich niet moeten laten leiden door utopiedenken. Alleen het laten varen van het utopische ‘actieplankoninkrijk’ biedt de ruimte om aan het werk te gaan in een wereld waar veel werk te verzetten is.”
Vervang het woord ‘duurzame’ met ‘corona-vrije’ en je hebt een tekst die naadloos aansluit op de huidige stand van zaken, binnen en buiten het Haagse.
Het is niet verbazingwekkend dat vooral christelijke partijen (en socialistische verwanten) gevoelig zijn voor de utopische dwang die altijd in een dystopische puinhoop eindigt. Daar zal ik in mijn Utopia-serie zeker aandacht aan besteden.
De vorige blogpost, met updates, wordt veel gelezen. Dat roept vragen op bij mij.
Vragen over transparantie en diversiteit in wetenschap en beleid, vragen over onze rechtstaat, vragen over angst, vragen over vrijheid.
Dat laatste, het vrijheidsbegrip, wil ik al langer aan de orde stellen, zeker in het licht van mijn serie over Utopia. Bij dezen een, uiteraard onvolledige, poging.
De meest voor de hand liggende vraag is deze: Wat is vrijheid eigenlijk? Het essay van Isaiah Berlin - Twee opvattingen van vrijheid (1958) - is een goed startpunt, denk ik. Dit is en blijft een standaardwerk waarover we nog steeds in discussie gaan.
In de Engelse uitgave introduceert hij de kwestie van vrijheid met een paar messcherpe vragen die voor mensen van alle tijden en alle plaatsen hebben gegolden en nog steeds gelden (nadruk toegevoegd):
“… the question of obedience and coercion [has long been the central question of politics]. ‘Why should I (or anyone) obey anyone else?’ ‘Why should I not live as I like?’ ‘Must I obey?’ ‘If I disobey, may I be coerced?’ ‘By whom, and to what degree, and in the name of what, and for the sake of what?”
Móet ik (iemand) gehoorzamen? Als ik dat niet doe, word ik dan tot iets gedwongen? Door wie dan? In welke mate, uit naam van wie, en ten behoeve van wat?
Dat zijn hele duidelijke maar ook hele moeilijke kwesties!
Cruciaal in mijn blogpost serie over Utopia is deze vraag, die raakt aan Berlin’s observaties: hoe verhoudt vrijheid zich ten opzichte van de utopische samenleving?
Berlin brengt verderop in zijn essay detail in de idee van vrijheid (p. 11; vertaling van Tine Ausma, 2010; nadruk toegevoegd):
“De eerste politieke betekenis van vrijheid, die ik de ‘negatieve’ betekenis zal noemen, ligt besloten in het antwoord op de vraag ‘Wat is het domein waarbinnen het aan het subject - een persoon of een groep personen - wordt overgelaten of zou moeten worden overgelaten, om te doen of te zijn wat in zijn vermogen ligt, zonder tussenkomst van andere personen?' De tweede betekenis, die ik ‘positief’ zal noemen, ligt besloten in het antwoord op de vraag ‘Wat, of wie, is de bron van de beheersing of de inmenging die kan bepalen dat iemand dit doet in plaats van dat, of zó en niet anders?' De twee vragen zijn duidelijk verschillend, al kunnen de antwoorden elkaar overlappen.”
‘Negatieve’ en ‘positieve’ vrijheid. De positieve vorm van vrijheid, aldus Berlin, is ‘vrijheid tot’. Dan hebben we het over de vrijheid van mensen om invloed uit te oefenen op hoe en door wie zij worden geregeerd.
‘Vrijheid tot’ gaat dus over de vrije participatie van mensen, in principe alle burgers van een land, in democratisch zelfbestuur.
De negatieve vorm van vrijheid, aldus Berlin, is ‘vrijheid van’. Deze vorm van vrijheid betreft de afwezigheid van ongewenste en onwenselijke inmenging van anderen, ook al hebben deze de beste bedoelingen.
Sterker: juist diegenen die het beste met ons voor hebben, kunnen de grootste bedreiging vormen van negatieve vrijheid.
Berlin durft zelfs te stellen dat de democratie zoals wij die kennen geen garanties kán bieden wat betreft negatieve vrijheid (p. 23-24; nadruk toegevoegd):
“Het antwoord op de vraag ‘Wie regeert mij?’ is logisch gezien verschillend van het antwoord op de vraag ‘In hoeverre mengt de overheid zich in mijn zaken?’ In dit verschil is uiteindelijk de grote tegenstelling gelegen tussen de begrippen negatieve en positieve vrijheid. Want de ‘positieve’ zin van vrijheid wordt niet duidelijk als we de vraag ‘Wat mag ik doen of zijn?’ trachten te beantwoorden, maar wel als we de vragen ‘Door wie word ik geregeerd?’ of ‘Wie zegt mij wat ik wel of niet moet zijn of doen?’ De samenhang tussen democratische en individuele vrijheid is veel oppervlakkiger dan veel pleitbezorgers van beide het hebben doen voorkomen. … Want het is deze ‘positieve opvatting van vrijheid, niet vrijheid van, maar vrijheid tot - tot het leiden van één voorgeschreven manier van leven - waarvan aanhangers van de ‘negatieve opvatting [van vrijheid] beweren dat zij slechts een verleidelijke vermomming is van wrede tirannie.”
Voordat we hier al te snel conclusies trekken, is het een gegeven dat negatieve vrijheid grenzen kent.
De mate van vrijheid van individuen, groepen mensen, om te leven zoals zij willen, behoort te worden afgewogen tegen waarden zoals bijvoorbeeld gelijkheid, veiligheid, openbare orde (p. 80):
“… de vrijheid van de sterke, of zijn kracht nu fysiek of economisch is, [moet] aan banden worden gelegd. Deze stelregel moet gerespecteerd worden, niet op grond van de een of andere a priori regel, waarbij de eerbiediging van de vrijheid van de ene mens logischerwijs de eerbiediging van de vrijheid van zijn gelijken met zich mee brengt; maar eenvoudigweg omdat eerbiediging van de beginselen van rechtvaardigheid, of schaamte over een grove ongelijke behandeling, even fundamenteel is voor de mens als de wens vrij te zijn.”
Desalniettemin kan democratie dictatoriaal worden, ook wel bekend als de tirannie van de meerderheid. Alexis de Tocqueville (1805-1859), in zijn Democracy in America, heeft het er over.
James Madison (1751-1836), de vierde president van de VS, heeft het in zijn Federalist Papers No. 10 (1787) over de ‘mischief of factions’ - onheil veroorzaakt door facties (een groep mensen met gedeelde wereldbeelden; nadruk toegevoegd):
“By a faction, I understand a number of citizens, whether amounting to a majority or a minority of the whole, who are united and actuated by some common impulse of passion, or of interest, adversed to the rights of other citizens, or to the permanent and aggregate interests of the community.
There are two methods of curing the mischiefs of faction: the one, by removing its causes; the other, by controlling its effects. There are again two methods of removing the causes of faction: the one, by destroying the liberty which is essential to its existence; the other, by giving to every citizen the same opinions, the same passions, and the same interests.”
Hoe lossen we het probleem op van onheil veroorzaakt door facties, vraagt Madison zich af? Dit is zijn verrassend moderne ‘antwoord’:
… door óf mensen hun vrijheid te ontnemen óf mensen hetzelfde te laten denken, te laten voelen en dezelfde interesses te laten ontwikkelen.
Beiden zijn trouwens onaanvaardbaar voor Madison. Maar met deze twee ‘oplossingen’ van Madison zijn we verzeild geraakt in onze eeuw. Het blijken toch aantrekkelijke handvatten voor overheden. Prediker had het goed gezien:
“Wat is geweest, zal er weer wezen en wat is gedaan, dat zal weer worden gedaan: er is niets nieuws onder de zon.”
Of toch wel? Iets wat zeker nieuw is in onze eeuw, is de vrijwillige bereikbaarheid van mensen via het internet. Wat niet nieuw is: propaganda.
Met het verkleinen van de negatieve vrijheid ontstaat tevens de ruimte, juist in onze internet gedreven ‘socials-samenleving’, om met gestuurde informatie een groot deel van de bevolking hetzelfde te laten denken.
Alleen al het gegeven dat er zogenaamde ‘fact-checkers’ zijn ontstaan op tal van social-platforms, maar ook bij overheden, is daarvan een ‘oogverblindend’ voorbeeld.
Het is in dit kader tegelijkertijd lachwekkend en dieptriest dat in een rechtszaak in de VS, Facebook zélf heeft toegegeven dat hun eigen ‘factchecks’ niets anders zijn dan meningen van een bepaalde groep mensen werkzaam voor Facebook (pagina 2).
Het lijkt er op dat de negatieve vrijheid van mensen steeds meer inlevert op, ja, wat eigenlijk? Positieve vrijheid? Nee, daar lijkt het niet op. Dat zou nog enigszins corrigerend kunnen werken.
Dat de negatieve vrijheid onder druk staat blijkt uit de toenemende ‘mRNA-dwang’, terwijl de effectiviteit van de gentherapeutica afneemt. De veelgehoorde verdediging is dat het vooralsnog ziekte en overlijden inperkt.
Dat kan alleen maar worden volgehouden als de bijwerkingen, zie mijn blogpost De Pfizer papers, buiten beschouwing worden gelaten. Dat kunnen ze natuurlijk niet.
‘Staatsstatistieken’ omtrent ziekte en overlijden zijn ook een stuk minder betrouwbaar dan het lijkt. Dat mag onderhand geen verbazing wekken.
De paper Latest statistics on England mortality data suggest systematic mis-categorisation of vaccine status and uncertain effectiveness of Covid-19 vaccination laat dat pijnlijk zien.
Zaai ik nu wantrouwen? Dat lijkt wellicht zo maar dat is allerminst het geval! Het is een roep om openheid en eerlijkheid. Daar is negatieve én positieve vrijheid bij gediend. Sterker: vrijheid kán zelfs niet zonder.
De keuzes die we maken ten aanzien van ons landsbestuur - positieve vrijheid - en de ruimte die we geven en krijgen van onze bestuurders om in ons leven in te grijpen - negatieve vrijheid - kan alleen gediend worden met beiden.
Maar eerlijk is eerlijk, openheid en eerlijkheid bevrijden ons niet als vanzelf van angst.
Daar komt bij dat wij sinds de jaren zestig van de vorige eeuw de angst voor technologie en wetenschap als mentaal meubilair met ons meedragen (zie bijvoorbeeld dit artikel).
Persoonlijk kan het dus voelen alsof we ons tussen Scylla en Charybdis, tussen twee kwaden, bevinden. Want, wát gaat het worden: ziek door COVID of de mRNA prik (of beiden)?
Maar een dergelijk perspectief is absurd, een vals dilemma - lang niet iedereen wordt ziek of krijgt bijwerkingen - en gevaarlijk utopisch - wit/zwart; goed/fout; voor/tegen; wij/zij.
Bovendien: angst speelt in de utopische dialectiek diegenen in de kaart die van macht houden, macht willen. Hier schuilt het gevaar van de ‘do-gooders’, die macht willen voor ‘ons eigen bestwil’.
Niets zo gevaarlijk als de ‘beste bedoelingen’ voor de geanonimiseerde massa!
We zijn, of we het willen of niet, ten volle beland in de verborgen logica van de utopie: angst, macht en schaarste. Welke schaarste staat op nummer 1 in deze tijd?
Gezondheid (zonder niesbui)! Preciezer: niet ziek zijn door SARS-CoV-2.
We mogen overal aan lijden en overlijden, maar niet aan COVID! Om die reden zal het niemand verbazen dat in deze groeiende ‘COVID-Utopia’, zoals in elke utopie, het negatieve vrijheidsbegrip niet of nauwelijks bestaansrecht (meer) heeft.
Op 14 december verdedigt minister de Jonge onverbloemd de ‘COVID-Utopie’ tijdens de persconferentie over de pandemie (vanaf 21:02):
“En hecht je zo vreselijk aan je recht, je vrijheid, om nee te zeggen tegen vaccinatie, daar leg ik me niet bij neer, want dat recht, die vrijheid kan nooit belangrijker zijn dan het recht van een ander niet ziek te worden.”
Echter, er bestaat helemaal geen recht op gezondheid, of preciezer, het recht op niet besmet te raken met welk virus dan ook.
En: de mRNA prik voorkomt de verspreiding van SARS-CoV-2 niet en in sommige gevallen beschermt het ook niet tegen COVID-symptomen (zie mijn Van vaccins en gentherapeutica).
Het is dus niet het individu meer, maar de groep: de mRNA prik ‘moet’, met booster op booster. Vaccinatie doe je niet voor jezelf, maar vooral voor elkaar.
Daarmee ‘verdwijnen’ de bijwerkingen van de mRNA prik als sneeuw voor de zon. Het heeft niemands interesse; het individu, de kenbare mens, is verdwenen in de anonieme massa.
Waar kunnen we tegengif vinden tegen het angstaanjagende absoluut utopische van goed/fout, voor en tegen?
Eerst moeten we bedenken dat we onszelf niet hebben gemaakt of gewild; én we moeten leven en sterven met de onvolkomenheid van ons zijn én ons kennen.
Daarnaast: ons leven en het leven van onze medemens hangt niet af van een prik. Daarin schuilt een intense zelfoverschatting die grenst aan afgoderij.
Waar wij allemaal wel afhankelijk van zijn is de, oh zo simpele, liefde. We vergapen er ons aan, film na film, serie na serie.
In deze tijd van advent vieren we geloof, hoop en liefde, zoals ooit onnavolgbaar is opgeschreven:
“De liefde heeft lange adem, goedertieren is de liefde, niet afgunstig, de liefde praalt niet, blaast zich niet op, gedraagt zich niet grof, zoekt niet zichzelf, raakt niet beledigd, is geen boekhoudster van het kwaad, is niet verheugd over het onrecht maar verheugt zich over waarachtigheid; … De liefde vergaat nimmermeer; … Zo blijft het dan: geloof, hoop, liefde,- deze drie; maar de grootste van deze is de liefde!”