“Many books have been written about the nature of good and evil and the struggle between them . . . There is a deep and undeniable sadness in all this: whenever we see the dawn of an eternal good that will never be overcome by evil – an evil that is itself eternal but will never succeed in overcoming good – whenever we see this dawn, the blood of old people and children is always shed. Not only men, but even God himself is powerless to lessen this evil.
‘In Rama was there a voice heard, lamentation, and weeping, and great mourning, Rachel weeping for her children, and would not be comforted, because they are not.’ What does a woman who has lost her children care about a philosopher’s definitions of good and evil? …”
Vasily Grossman. Life and Fate. New York Review Books.
De kernelementen van Utopia zijn in deel I van deze serie besproken: totale maakbaarheid, de anonimisering van het individu, het holisme.
De ontstaansgeschiedenis van de utopie, deel II, geeft inzicht in Utopia’s onderhuidse logica: schaarste, angst en macht die het dystopische dualistische doemdenken voortbrengen.
Ik neem aan dat u, waarde lezer, doemdenken (ik laat de gebruikte bijvoeglijke naamwoorden even weg) wel herkent in menig onderwerp dat de voorpagina’s van kranten haalt.
Maar voordat we daaraan toekomen, is het vraagstuk van macht meer dan de moeite waard om te bestuderen. Zo raken we stap voor stap verzeild, helaas misschien(?), in ons eigen tijdsgewricht (leuk woord).
Deel drie van mijn utopische vingeroefening.
John Emerich Edward Dalberg Acton (1834-1902). Zo’n indrukwekkende naam heb ík in ieder geval niet. Lord Acton was een Engels katholiek, historicus, politicus en schrijver. Zijn beroemdste uitspraak, die de meesten van ons wel zullen kennen, is deze:
“Power tends to corrupt and absolute power corrupts absolutely. Great men are almost always bad men, …."
De context maakt deze uitspraak echter vele malen interessanter. Lord Acton schrijft deze beroemde zin in een brief aan vriend en mede historicus Mandell Creighton, bischop in de Anglicaanse Kerk (nadruk toegevoegd):
“…I cannot accept your canon that we are to judge Pope and King unlike other men, with a favourable presumption that they did no wrong. If there is any presumption it is the other way against holders of power, increasing as the power increases. Historic responsibility has to make up for the want of legal responsibility. Power tends to corrupt and absolute power corrupts absolutely. Great men are almost always bad men, even when they exercise influence and not authority: still more when you superadd the tendency or the certainty of corruption by authority. There is no worse heresy than that the office sanctifies the holder of it. … You would hang a man of no position, like Ravaillac; but if what one hears is true, then Elizabeth asked the gaoler [a person in charge of a jail or the prisoners in it] to murder Mary, and William III ordered his Scots minister to extirpate a clan. Here are the greater names coupled with the greater crimes. You would spare these criminals, for some mysterious reason. I would hang them, higher than Haman, for reasons of quite obvious justice; still more, still higher, for the sake of historical science.”
Acton maakt een angstaanjagende observatie ten aanzien van mensen met politieke en religieuze macht, inclusief de paus. Zijn observatie is simpel, inclusief, doeltreffend:
hoe meer macht, hoe meer personen geneigd zijn tot corruptie, níemand uitgezonderd (ook niet ‘zijn’ paus)!
Sterker: hij stelt dat de groten der aarde vrijwel altijd corrupt zijn, zelfs al hebben zij geen autoriteit. Als er wél autoriteit in het spel is, dan is corruptie in feite gegarandeerd.
Lord Acton was dus bepaald geen vrolijk ‘mensch’ als het gaat over de ‘powers that be’. Historici: ‘you gotta love them’.
Maar wacht eens even! Als we het woord corruptie in de mond nemen, dan moet er iets, of iemand, kunnen ‘bederven’. Daar verwijst de term corruptie immers naar.
Lord Acton stelt onomwonden dat macht ménsen bederft.
Maar hoe werkt dat dan volgens hem? Onderstaand citaat geeft inzicht, denk ik, althans bij herhaaldelijke lezing, en dan nog (met nadruk):
“… If we may debase the currency [“the inflexible integrity of the moral code”] for the sake of genius, or success, or rank, or reputation, we may debase it for the sake of a man’s influence, of his religion, of his party, of the good cause which prospers by his credit and suffers by his disgrace. ….”
Zoals gezegd; geen eenvoudig citaat. Ik zal het hieronder uitwerken met behulp van zijn referentie naar de ‘goede zaak’, ‘goede bedoelingen’ - “the good cause”.
Ik neem ‘goede bedoelingen’ van mensen, met of zonder macht, overigens hier zeer serieus. Geen cynisme in deze blogpost!
Want: goede bedoelingen, ook of juist in de politiek en in de wetenschap, lijken toch van levensbelang voor een levensvatbare en rechtvaardige samenleving?
Het antwoord daarop is dat de politiek van goede bedoelingen levensgevaarlijk is! Ja, het staat er echt. Maar: het is bepaald geen nieuw maar wel vaak vergeten inzicht!
Want: hoe kan ik oprechte goede bedoelingen, het goede doen ten behoeve van de gekende ander, opschalen naar (heel) veel mensen die ik helemaal niet persoonlijk ken?
Antwoord: dat kan alléén als ik generaliseer, een gemiddelde neem, algemeen beleid probeer te ontwikkelen dat ‘iedereen’ verder zal helpen.
Gevolg: ik ben gedwongen - let wel: gedwongen - het individu, de gekende ander, te negeren omwille van de gemeenschap, de groep, de samenleving. En dan bederft, vervormt, corrumpeert het kwade de allerbeste bedoelingen (nadruk toegevoegd):
“… Daar een samenlevingsorde vorm krijgt in wetten, instellingen en structuren, vertoont zij noodzakelijkerwijze een anoniem, objectief en afstandelijk karakter: de “gestalte van de objective rede”, om het met Hegel te zeggen. Haar naamloze objectiviteit wordt er onvermijdelijk de oorzaak van dat het verantwoordelijke ik het na een tijd moeilijk krijgt om er zijn rechtvaardigheidsbedoelingen in te herkennen.
Daarenboven vertoont de socio-politieke ordening vanuit haar objectieve universaliteit voortdurend de neiging om aan de concrete ander in zijn uniciteit voorbij te zien. De ‘administratie’ van instellingen en structuren benadert de ander enkel voor zover hij valt onder de algemene noemer van ‘burger’, dit is van werknemer of werkgever, belastingbetaler, weggebruiker, treinreiziger, enz. Dit bestempelt Levinas als ‘het drama van de politiek’: de sociaal, economisch, juridisch, legal en politiek georganiseerde rechtvaardigheid, die haar oorsprong vindt in het ethisch appel van het gelaat, en dus een gestalte van het ethisch goede is, keert zich uiteindelijk - op grond van haar wezen zelf - tegen dit gelaat en wordt aldus het kwade van het goede ….”
Aldus Roger Burggraeve (1996; p. 38) in zijn Het kwade als keerzijde van het goede dat als eerste hoofdstuk staat in een bundel over Levinas - De vele gezichten van het kwaad.
Nu wordt het oppassen geblazen!
Bedenk dat ik autoriteit/invloed, dus macht, moet hebben om überhaupt ‘het goede’ te kunnen opschalen naar heel veel mensen, waarvan ik een gemiddelde moet nemen, die uiteindelijk niemand representeert dan wel recht doet, zoals Burggrave laat zien.
Dat corrumpeert mij, samen met al mijn goede bedoelingen.
Dat laat zich vrij gemakkelijk uitleggen. In mijn ‘gezinshuisperiode’ heb ik samen met mijn lief in totaal 9 tieners bijgestaan in ons huis. Maar waarom niet 10, 20, 50, 100, enzovoort?
Het antwoord is simpel: we hadden ons gezinshuisouderswerk inderdaad veel langer kunnen voortzetten, maar hebben dat niet gedaan.
Is dat fout? Het antwoord laat ik aan u, waarde lezer.
Het interessante is dat wij die 9 personen met naam en toenaam kennen, inclusief, voor de meesten gelukkig, hun levensverhaal, tot op de dag van vandaag.
Dit geldt echter niet voor de hypothetische 10de, 11de enzovoort tiener! Die zijn en blijven onbekend, anoniem, virtueel.
En dan nog wat: al zouden wij tot ver voorbij ons pensioen tieners terzijde staan in onze woning, het zijn er altijd (als in altijd) maar een paar uit een hele grote groep waarvan ik de tieners helemaal niet ken.
Laat ik het ingewikkelder maken om het fundamenteel probleem dat Lord Acton aanraakt te verduidelijken.
Zodra ons gezinshuis ‘vol’ was met 4 tieners, kon een 5de niet worden ‘geplaatst’. Nou en: dan gaat die 5de toch eenvoudig naar een ander hulpverleningsproject?
Nee dus! Het aantal opvangplekken is, en blijft, per definitie beperkt (net als het aantal IC-bedden). En daarin schuilt het onafwendbare en onoplosbare tekort.
Zo niet in Utopia: alle goede bedoelingen moeten daar met kracht voor allen en voor altijd worden gerealiseerd. Pleeggezinnen voor alle kinderen; wee je gebeente als je je huis niet openstelt voor de behoeftige tieners.
Daar komt bij dat Utopia, als kritiek op de samenleving van toen en nu, sterk wordt gedreven door de morele verontwaardiging over talloze als weerzinwekkend bestempelde tekortkomingen die ‘ogenblikkelijke correctie vereisen’.
Probleem is alleen dat die morele utopische verontwaardiging geen enkele boodschap heeft aan de enkeling, de gekende ander!
Die verdwijnt noodzakelijkerwijs anoniem in de massa.
Daarmee gaat persoonlijke kennis van gekende mensen helemaal verloren, omwille van het grote geheel. Sterker, zoals Hans Achterhuis opmerkt in zijn onvolprezen De erfenis van de utopie (p. 173; nadruk toegevoegd):
“In naam van het utopisch doel dat eens bereikt zal worden, worden individuen ‘mest op de velden der toekomst’. Ze hebben geen onherleidbare waarde meer die op zich respect verdient, maar ze krijgen hun betekenis vanuit de totalitaire totaliteit van de geschiedenis.”
De dodelijk ironie van de utopische kritiek is dus dat zij zelf dodelijk wordt. Hier is Lord Acton’s “corruptie door macht” het scherpst zichtbaar: in de utopische wil, de utopische macht het goede dwingend en gewelddadig op te leggen aan ie-der-een.
Immers, het utopisch geweld om iedereen op eenzelfde utopische denklijn te krijgen kan altijd worden vergoelijkt door te verwijzen naar de dag van morgen die geweldloos, veilig, gezond, inclusief, enzovoort zal zijn.
Met dit alles in gedachte, kijk nu eens hoe onze eigen Nederlandse regering personen die niet overtuigd zijn van nut en noodzaak van de SARS-CoV-2 gentherapeutica steeds dwingender regels oplegt. Waarom? Voor ons aller bestwil!
Huh? Ons?
Nee, ik heb het nadrukkelijk niet over de medische functionaliteit van immunisatie. Ik heb het over macht over het individu die onder dwang komt te staan; voor eigen maar, ten diepste, voor de ‘bestwil van de gemeenschap’.
Ziehier de utopische ontprivatisering/anonimisering van het individu.
Dit wordt bevestigd door de vermeende noodzaak tot het toedienen van gentherapeutica aan jonge kinderen zoals onder andere bediscussieerd in een artikel op de website van de VRT (nadruk toegevoegd):
" … corona bij kinderen [is] heel ongevaarlijk. Kinderen worden amper ziek als ze besmet worden met het virus. … Als we kinderen zouden vaccineren, zou dat dus vooral zijn om de hele samenleving extra te beschermen, stelt Jonckheer vast. “Daarom zouden epidemiologen dat graag hebben.”
“… vooraleer je alle kinderen gaat inenten, moet je héél zeker zijn dat het geen kwaad kan. Want je gaat kinderen inenten, hoofdzakelijk om mensen die een risico lopen te beschermen en niet om het kind zelf te beschermen.””
Jonge kinderen zouden dus SARS-CoV-2 gentherapeutica moeten krijgen ten gunste van de gemeenschap, niet omdat hun eigen gezondheid gevaar loopt!
Dit ‘gemeenschappelijke’ perspectief op gezondheid verklaart tevens waarom bijwerkingen van de SARS-CoV-2 gentherapeutica niet of nauwelijks in de belangstelling staan.
Een treurig voorbeeld ter illustratie: op 4 november jl. wordt in het COVID-19 Situation Report van het Johns Hopkins Bloomberg School of Public Health melding gemaakt van het volgende (nadruk toegevoegd):
“As expected, US CDC Director Dr. Rochelle Walensky on November 2 endorsed a unanimous recommendation from the CDC’s Advisory Committee on Immunization Practices (ACIP) that children aged 5 to 11 years receive a pediatric formulation of the Pfizer-BioNTech SARS-CoV-2 vaccine. The vaccine is the first to be authorized for that age group in the US, making about 28 million children immediately eligible to be vaccinated. … Widespread use of the vaccine among children will help slow the spread of the virus, make returning to in-person schooling safer, lower the risk of transmission during upcoming family holiday gatherings, possibly spur recovery in the travel industry, and generally “bring us closer to returning to a sense of normalcy,” ….
Concerns remain over whether children in this age group will be at risk of myocarditis and pericarditis—inflammation of the heart muscle or tissue surrounding the heart, respectively—rare but potentially serious adverse events associated with the Pfizer-BioNTech and Moderna mRNA vaccines. The risk is highest among adolescent and young adult males aged 12 to 29 years, and experts agree the risk in younger children likely will be lower.”
Pardon? Experts zijn het eens over een ‘lager risico op ontsteking van de hartspier en omliggend weefsel’ bij de leeftijdsgroep van 5-11 jaar?
Dat kunnen experts helemaal niet weten! Gepresenteerde ‘risico inschatting’ is uit de duim gezogen; er bestaat geen enkel wetenschappelijk bewijs voor.
Dat ís zo omdat gentherapeutica tegen SARS-CoV-2 nooit zijn toegediend aan kinderen jonger dan 12 jaar. Daar was tot op heden geen toestemming voor gegeven.
Nogmaals: in Utopia telt het individu niet en dus tellen ook de individuele bijwerkingen niet, zelfs niet voor kinderen(!); alleen de gemeenschap die bescherming behoeft telt. Soort van.
Het COVID-19 narratief is, helaas, een haarscherp voorbeeld van de utopische dialectiek. ‘Alles’ wordt als zwart of wit, goed of slecht, voor of tegen betiteld.
Zijn wij dus beland in de utopische samenleving? En: loopt de utopie altijd uit op een gewelddadige dystopie omdat goede bedoelingen dwingend moeten worden opgelegd?
Dat zijn hele goede vragen waarvan het antwoord op de tweede vraag zich begint af te tekenen. Op naar de volgende blogpost … een post over Utopia en stikstof …