Kritische depositiewaarden (KDW) voor stikstof. We moesten het er maar weer eens over hebben. Eerst een opfrisser. KDW is (Alterra-rapport 2397, p. 13):

“… een kwantitatieve schatting van de blootstelling aan één of meer verontreinigende stoffen, waar beneden geen significante schadelijke effecten optreden aan gespecificeerde gevoelige elementen in het milieu, volgens de huidige stand van kennis.”

De oorspronkelijke Engelse definitie (we blijven precies) leest als volgt (Nilsson, S.I. en P. Grennfelt (eds.), 1988. Critical Loads for Sulphur and Nitrogen (p.15; nadruk toegevoegd):

“A quantitive estimate of an exposure to deposition of N as NHx and/or Nox below which empirical detectable changes in ecosystem structure and function do not occur according to present knowledge. In general, the ecosystem changes may range from episodic responses to processes occuring over centuries.

Okay, dat staat weer scherp op het netvlies, waarde lezers. Recentelijk heb ik de minister van landbouw kritisch bevraagd over natuur, habitatkaarten, AERIUS én Kritische Depositiewaarden (KDW). In een update van deze open brief heb ik de minister nog een paar andere vragen voorgelegd, waaronder:

“Zijn Kritische Depositiewaarden (KDW) adequate maatstaven om voorspellend beoogde natuur te realiseren na onteigening? (Mijn antwoord: nee!)”

Dat KDW voorspellend niet succesvol zullen zijn in handhaving en verbetering van natuurkwaliteit van habitats is al tijden één van mijn (belangrijkste) ‘stokpaarden’ in het stikstofdiscours (zie bijvoorbeeld mijn blogpost Natuur en stikstof - het poneren van kritische waarden).

Wát schetst mijn verbazing …

… de toelichting op 14 oktober jl. van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) op de policy brief Naar een uitweg uit de stikstofcrisis aan de Tweede Kamer, dus. Daar staat onder andere in (p. 15; nadruk toegevoegd):

“… De Habitatrichtlijn stelt twee doelen: 1) de natuur als geheel op een niet gespecificeerde termijn in een gunstige staat van instandhouding brengen, 2) het voorkomen van verslechtering van de natuur. Het begrip stikstof komt niet voor in de Habitatrichtlijn, maar is uiteraard wel van belang wanneer stikstof de natuurkwaliteit verslechtert. Wanneer stikstofmaatregelen met schaarse middelen het meest effectief moeten worden getroffen, verdient het daarom aandacht om op basis van de natuurkwaliteit onderscheid te maken in de urgentie van maatregelen. De eerste vraag daarbij is op welke locaties welk type stikstofgevoelige natuur achteruitgaat, stabiel is dan wel reeds verbetert. De mate van overschrijding van de kritische depositiewaarde kan daarbij fungeren als eerste grove indicator, maar is slechts een beperkte maatlat voor de staat van de natuur dan wel de trend die de natuurkwaliteit vertoont. Zo hangt de natuurkwaliteit af van veel meer factoren dan stikstof alleen. De mate van KDW-overschrijding zegt vooral iets over het risico op door stikstof veroorzaakte verslechtering van de natuur, maar niet over de daadwerkelijke huidige trend van de natuurkwaliteit.

Vooruit, nog een citaat uit hetzelfde PBL-rapport, p. 39 (nadruk toegevoegd):

“Artikel 6 van de Habitatrichtlijn vraagt immers niet om de KDW niet te overschrijden, maar om de achteruitgang van natuurkwaliteit te stoppen en de dreiging van een toekomstige achteruitgang te voorkomen. … Vooral voor gebieden waarin de KDW nog aanzienlijke tijd zal worden overschreden, en zeker voor de gebieden waarin de KDW ook in 2035 nog niet kan worden behaald, zal alles moeten worden gedaan om een gevaar van verdere achteruitgang uit te sluiten. In het plan moet dus de uiteindelijk te bereiken natuurkwaliteit centraal staan en niet het aantal hectares waarin de KDW niet wordt overschreden. Het Europees recht eist dat het voorkómen van achteruitgang van de natuurkwaliteit en het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen de inzet van het beleid en de middelen sturen, en niet de aantallen hectares die aan de KDW voldoen. De KDW is slechts één, niet altijd noodzakelijk maar ook niet zonder meer voldoende, middel daartoe.”

Wat duidelijk wordt is dat KDW niet allesbepalend (kunnen) zijn voor de mate van natuurkwaliteit, aldus deze PBL-studie van afgelopen 5 juli. Bepaald geen geringe uitspraak, gemaakt door een overheidsinstantie.

Maar, is dit inzicht nieuw? Dat dan weer niet!

Op 7 januari 2021 postte ik Natuur en Stikstof - Het Paard en de Wagen (lees deze post nog eens helemaal door) waarin ik Nederlandse en Duitse droge Europese heide, habitat H4030, met elkaar vergelijk aan de hand van Europees beschikbare data (nadruk toegevoegd):

“Dit zijn de beoordelingen zoals te vinden in Bijlage 3 van de Nulmeting Natura 2000 habitattypen rapportage:

De SvI - Staat van Instandhouding - staat op rood - zeer ongunstig. … De laatste rapportage Habitatrichtlijnrapportage 2019: Annex D Habitattypen geeft ruwweg hetzelfde beeld van H4030. Er blijkt weinig toekomst te zijn voor droge heide in Nederland. …

En dat schreeuwt om een vergelijk. Om die reden geef ik … de kaart met H4030 voor Duitsland en Nederland voor de periode 2013-2018:

… Duitse heide … wordt … gekenschetst als een zich gunstig … ontwikkelend habitat. Dat geldt trouwens voor alle periodes waarvoor rapportages beschikbaar zijn bij de European Environment Agency. …”

Duitsland heeft dus, zoals ik opmerk in bovenstaande post, een veel bredere kijk op drukfactoren op habitat H4030, in lijn met wat het PBL zegt, dan Nederland.

Het Nederlandse perspectief op H4030 is simplistisch en niets anders dan een expressie van stikstoftunnelvisie (nadruk toegevoegd):

Landbouw, landbouw, en nog eens landbouw bedreigt H4030; dat wil zeggen landbouw-stikstofdepositie (in hoofdzaak ammoniak). Tenminste, dat rapporteert ‘Nederland’ aan de Europese Commissie.

Stikstof speelt dus een misplaatste ‘hoofdrol’ in de Nederlandse beoordeling van natuurkwaliteit, en dat is precies wat het PBL nu ook zegt!

In mijn blogpost Kritische Depositie Waarden - sciëntistische maatschappelijke ondermijning (wederom: lezen die blogpost!) heb ik KDW bekritiseerd als “duizend-dingen-doekjes”. PBL’s ‘nieuwe perspectief’ sluit dus aan bij mijn kritiek.

Wat te doen?

Ook daar geeft het PBL een antwoord op die, wederom, niet nieuw is maar wel van belang is voor een effectiever natuurbeleid (p. 5; nadruk toegevoegd):

“Het PBL laat in deze policy brief zien dat de spanning tussen doelen, strategie en consequenties minder groot zal zijn wanneer niet stikstof maar gebiedsspecifieke natuurkwaliteit centraal gesteld wordt als nationale doelstelling. Om dit op een juridisch houdbare en beleidsmatig hanteerbare manier te doen, is op korte termijn een forse versterking nodig van de gebiedsspecifieke ecologische dataverzameling, analyse en wetenschappelijke oordeelsvorming. De Habitatrichtlijn vraagt daarom. Voor stikstofmaatregelen kan de prioriteit op korte termijn worden gelegd rond gebieden waar de trend in natuurkwaliteit negatief is en de overschrijding van de KDW’s groot. Daarbij is het van belang de stikstofbronmaatregelen zo te kiezen dat ze de gekozen klimaatdoelen en -strategie in de landbouw niet in de weg zitten maar juist versterken.”

Helder, dan alleen dat het PBL haar wetenschappelijke hand overspeelt. Grote KDW-overschrijdingen en negatieve trends in natuurkwaliteit, los van andere drukfactoren die het PBL nu zelf naar voren haalt, liggen niet één-op-één in elkaars verlengde.

Blijkbaar durven onderzoekers van instituties zoals het PBL de KDW (nog) niet te onderwerpen aan kritische wetenschappelijke reflectie.

Laat één ding duidelijk zijn: een ‘KDW-consensus’ vanwege “het internationale wetenschappelijke karakter” (p. 30) is nooit een excuus om KDW wetenschappelijk ongemoeid te laten, zoals het PBL nu heeft gedaan.

Integendeel.

Met Outlining A New Method To Quantify Uncertainty In Nitrogen Critical Loads hebben collega Briggs en uw waarde blogger een eerste kritiek beschreven op KDW, met de bijbehorende inherente onzekerheden (zie verder deze blogposts).

Desalniettemin, stikstofdepositie, als misplaatste dominante natuurkwaliteitsfactor, heeft in handen van het PBL een kritische afwaardering ondergaan.

En dat werd meer dan tijd …