Fideïsme. Leuk woord. Klinkt ingewikkeld en het is wellicht moeilijk uitspreekbaar, maar het valt allemaal reuze mee. Wel opletten natuurlijk, want onze samenleving is doorweekt van dit, voor velen onbekende, misbaksel. Ie-der-een heeft last van de moderne variant van dit gedachtegoed, met grote maatschappelijke consequenties!
Eerst een definitie: overtuigd zijn van, geloven in bepaalde zaken lós van het wel of niet beschikbaar zijn van kennis van zaken, proefondervindelijk bewijs dan wel logische argumenten.
Met andere woorden: een fideïst heeft overtuigingen ten aanzien van allerlei zaken die niet terug te voeren zijn op rationele overwegingen.
Klassiek wordt fideïsme gepositioneerd als geloof in God contra de rede. Oftewel: het verstand als vijand van het geloof in God. De kerkvader Tertullianus bracht dit als volgt beroemd onder woorden: “Wat heeft Athene met Jeruzalem te maken?”
In die zin is klassiek fideïsme, mijns inziens, een onhoudbare positie.
Ga maar na: grote denkers - Aristoteles, Maimonides, Duns Scotus, Aquinas, enzovoort - hebben, als gelovigen, zeer diepzinnig nagedacht en geschreven over geloof in God.
Trouwens, iets geloven, dat wil zeggen op iets vertrouwen, valt op voorhand niet zomaar in de categorie fideïsme.
Het bekendste voorbeeld is de absolute noodzaak om onherroepelijk te geloven in onze zintuigen, onze rationele capaciteiten en ons geheugen.
Als we a priori dat allemaal zouden wantrouwen, zijn alle vormen van denken, spreken en doen, in de wetenschap en daarbuiten, letterlijk onmogelijk!
Tot zover.
Welke moderne fideïstische ‘terreur’ moeten we nu vrijwel dagelijks ondergaan? Laat ik eens een simpel voorbeeld bij de kop pakken: het dragen van mondkapjes ter voorkoming van SARS-CoV-2 infecties.
Is dat zo? Goede vraag! Laat ons eens kijken naar een tweetal studies. Een grote Deens studie uit 2020 laat geen verschil zien tussen het wel of niet dragen van mondkapjes. Bij dezen de grafische samenvatting:
Trouwens, personen in de mondkapjes groep kregen elk 50 drie-laags wegwerp maskers (“surgical face masks TYPE II EN14683”) met uitgebreide gebruiksvoorschriften.
Er werden dus bepaald geen katoenen snotlappen uitgereikt aan de deelnemers!
Een analyse uit 2020 van meerdere studies over beschermingsmiddelen die gebruikt worden tijdens pandemieën kwam niet tot een andere conclusie dan het Deens onderzoek. Wat betreft mondkapjes wordt op basis van 10 geanalyseerde studies het volgende gerapporteerd door de auteurs:
“Our systematic review found no significant effect of face masks on transmission of laboratory-confirmed influenza.”
Interessant allemaal, zeker in het licht van het deels verplichte gebruik van deze dus niet-beschermingsmiddelen. Het RIVM zegt heel diplomatiek het volgende hierover:
“Niet-medische mondkapjes
Waarschijnlijk helpen niet-medische mondkapjes maar beperkt bij het voorkomen van besmetting van anderen. Mondkapjes zijn dan ook geen vervanging van de hygiënemaatregelen, afstand houden, drukte vermijden en thuisblijven bij klachten. Eerder werd berekend dat een buitenproportioneel aantal mensen in de openbare ruimte een mondkapje moest dragen om één besmetting te voorkomen. Inmiddels is het aantal besmettelijke mensen in Nederland echter zodanig toegenomen, dat deze verhouding kleiner is geworden. Op korte termijn zal ook niet met zekerheid gezegd kunnen worden of niet-medische mondkapjes wel of geen meerwaarde hebben.
Besluit over gebruik van mondkapjes
Het OMT Outbreak Management Team gaf in een advies van 12 oktober 2020 aan dat het de discussie over het gebruik van mondkapjes niet-proportioneel vond. De discussie zelf was volgens het OMT belangrijker geworden dan het mogelijk belang van de mondkapjes voor de gezondheid. Om die reden vroeg het OMT aan de beleidsmakers een besluit te nemen over het gebruik van de mondkapjes.”
Het lijken wel politici, die experts. Kort en goed: we zijn massaal gevallen voor een fideïstische positie over iets dat proefondervindelijk tot op heden op geen enkele wijze is aangetoond.
En dat is precies het punt: we geloven dat mondmaskers werken los van het beschikbare feitencomplex dat ze niet werken. Een interessant fenomeen!
Een bekender onderwerp nu: boeren, stikstof en natuurschade. Dit is werkelijk een verschrikkelijk mooie (leuke oxymoron) fideïstisch thematiek. Het NRC doet een hele forse fideïstische duit in het zakje:
“De Nederlandse stikstofcrisis kan voor 2025 worden opgelost als de overheid boeren dicht bij kwetsbare natuurgebieden onteigent. Dit zeggen drie onteigeningsdeskundigen tegen NRC.
Een dergelijke operatie vergt uitkoop van honderden boeren, en kost de overheid naar schatting 2 tot 3 miljard euro. Ontnemen van boerenland ligt politiek zeer gevoelig, maar is volgens de deskundigen juridisch vrij eenvoudig omdat daarvoor geen nieuwe wetgeving ontwikkeld hoeft te worden. Via de onteigeningswet kan grond aan boeren worden onttrokken. De bestemming van het land moet daarvoor van agrarisch gebruik worden aangepast in natuur. De rechter moet hiervoor toestemming verlenen.”
De gelaagdheid van dit fideïstische stikstofverhaal is werkelijk, hoe zal ik mij uitdrukken, adembenemend. Van boeren uitkopen à raison de enkele miljarden naar minder berekende stikstofemissie naar minder berekende stikstofdepositie naar betere natuurkwaliteit.
Deze hele fictieve trits is terug te voeren op kritische depositiewaarden - KDW - weet u nog? Die enkelvoudige getalletjes - uitgedrukt in foutloze mollen of kg stikstofdepositie per hectare per jaar - die ons zogenaamd ‘alles’ vertellen over natuurkwaliteit van habitats.
Het is verbijsterend om te merken dat vrijwel niemand deze ‘wondergetallen’ aan de orde wil stellen of zelfs maar wil noemen, ondanks het feit dat ze aan de basis liggen van het hele Nederlandse stikstofbeleid.
Wat in het NRC-stuk fideïstisch omarmt wordt, want “deskundigen” beweren iets, is dat de uitgegeven miljarden natuurkwaliteit zal (als in ‘noodzakelijk’) opleveren vanwege minder stikstofdepositie afkomstig van (geschrapte) agrarische activiteiten.
Laat ik mijn blogpost Natuur en Stikstof - Het Paard en de Wagen maar weer eens van stal halen. Daarin refereer ik onder andere aan de aangenomen motie van Geurts en Harbers met het volgende verzoek aan de regering:
“De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende de uitkomsten in het eindrapport van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof; constaterende dat een groot detailniveau gepaard gaat met grote onzekerheid; overwegende dat de mate van detaillering in de berekening van de depositie niet in balans is met de onzekerheid van de verschillende factoren die de depositie bepalen; verzoekt de regering, een modellenensemble te gaan maken van de verschillende modellen en daarbij de kritische depositiewaarden (KDW) te betrekken; verzoekt de regering, tevens spoedig een maatschappelijke kosten-batenanalyse van Natura 2000-gebieden in Nederland uit te voeren, en gaat over tot de orde van de dag.”
Aha. Een maatschappelijke kosten-batenanalyse. Dat is nou vervelend! Geen wonder dat het NRC-stuk daarover in alle talen zwijgt. Waarom zou iemand een maatschappelijke kosten-batenanalyse willen als natuur-fideïsme boven alle twijfel verheven is?
Modern fideïsme. Het heeft zo z’n oorzaken die niet zonder gevolgen zullen blijven.
Eén oorzaak is in ieder geval dat waarheid spreken een vreemde aangelegenheid lijkt te zijn geworden in deze eeuw. Bestaat zoiets als waarheid wel? De vraag stellen is haar beantwoorden.
Bovendien, als de waarheid, die dus echt wel bestaat, ook nog eens speelbal wordt van wetenschappelijk en/of politiek opportunisme, dan creëren we als vanzelf broedplaatsen voor complotdenkers.
In mijn optiek is groeiend fideïsme slechts de voorbode van stormachtig cultureel en maatschappelijk weer. Anders gezegd: wie wind zaait zal storm oogsten.
Maar zoals Niels Bohr waarschijnlijk ooit opmerkte: er is niets zo moeilijk als een voorspelling doen, zeker als het de toekomst betreft.
Desalniettemin, déze voorspelling kan ik wel met vertrouwen tegemoet zien: “Een stem sprak tot aarde, hemel en zee / En de boer heeft haar gehoord: “Ter wille van de boer die ploegt / Besta de wereld voort!"" (Ballade van de boer - J.W.F. Werumeus Buning (1891-1958))