De titel van deze blogpost lijkt mij duidelijk. De vraag is echter: hoe kom ik aan deze uitspraak en waar is die op gebaseerd? Daarvoor neem ik mijn geachte lezers mee naar een brief van demissionair minister Schouten.

Van te voren een disclaimer: ik neem geschreven taal bloedserieus! Ik ben niet op zoek naar ‘verborgen boodschappen’ die mogelijk ‘tussen de regels’ te lezen zijn; of niet. We gaan dus aan de slag met gewoon een stukje tekstuitleg.

Déze brief behoeft nadere bestudering: Reactie op analyse van Drentse bodemmonsters door Stichting AgriFacts. Daar staan de volgende geniale zinssneden in, die ik zal onderwerpen aan een analyse (nadruk toegevoegd):

“… het [is] belangrijk te beseffen dat er in de natuur sprake is van een stikstofkringloop: enerzijds komt stikstof vrij uit afgebroken organische stof, anderzijds wordt stikstof vastgelegd in planten en door micro-organismen. Van nature is in die kringloop de toevoer vanuit de lucht (via stikstofdepositie) heel gering; de nutriënten voor de plantengroei moeten dus vooral uit de bodemvoorraad komen. De stikstof in de bodem is echter geen ‘extra’ stikstofbron, maar onderdeel van de natuurlijke stikstofkringloop, terwijl de stikstofdepositie uit o.a. verbrandingsprocessen en landbouw wél een extra toevoer is.”

Ik laat hier getallen van stikstofbronnen voor wat ze zijn. De minister (en/of haar ambtenaren) vinden dat allemaal wel belangrijk, maar in deze quote komt de kern van het perspectief op de landbouw van de toekomst aan bod.

De kern is deze: natuurlijk versus niet-natuurlijk.

Dat in de bodem stikstof ligt opgeslagen, en dat kunnen grote hoeveelheden zijn, is fundamenteel niet van belang voor de minister en haar beleid (nadruk toegevoegd):

“De verhoogde stikstofbeschikbaarheid in geval van verdroging is dan ook een groot probleem voor stikstofgevoelige natuur. Dat betekent niet dat de depositie vanuit de lucht kan worden gebagatelliseerd: er is juist sprake van een optelling van extra toevoer van stikstof vanuit twee routes, met alle negatieve gevolgen van dien. Daar staat tegenover dat de oplossing van een verdrogingsprobleem juist een (tijdelijk) bruikbare maatregel is om de natuurkwaliteit toch te kunnen verbeteren, ondanks de overbelasting door depositie.

Verdroging, en daarmee de toename van stikstofbeschikbaarheid voor planten, is een belangrijke kwestie voor de minister, maar wordt toch als niet meer dan een bijzaak beschouwd, met bijbehorende maatregelen natuurlijk.

So far, not so good.

Zoals gezegd, het woord ‘natuurlijk’ speelt in de brief van de minister een centrale én schimmige rol. Het woord wordt op z’n minst gebruikt in de context van ‘biologisch’. Maar dat is op zich niet zo bar interessant.

Het ‘natuurlijke’ refereert voor de minister primair aan ‘zoals-het-hoort’: “van nature” is er een “kringloop” met “weinig toevoer” vanuit de atmosfeer. Planten halen onder die omstandigheid voeding voornamelijk uit de “bodemvoorraad”.

Stikstof in de bodem is voor de minister dus geen “‘extra’ stikstofbron” want “onderdeel van de natuurlijke stikstofkringloop”.

Hier wordt het biologische begrip van ‘stikstofkringloop’ impliciet gelijkgesteld met “niet door de mens beïnvloed”. Maar, zoals Verstegen en Van Zanden duidelijk maken in hun Groene geschiedenis van Nederland (1993):

“… Er is nauwelijks nog één plek in Nederland te vinden waar zoiets als een ‘oorspronkelijk’ landschap bestaat. De natuur in Nederland is bij wijze van spreken net zo goed door mensenhanden gevormd als de eerste beste kantorenwijk. De Veluwse zandverstuivingen bijvoorbeeld, zoals het nog actieve Kootwijkerzand, zijn in de middeleeuwen ontstaan door ontbossing en overbeweiding. … Het Groene Hart van de Randstad bestaat vrijwel geheel uit door de mens aangelegde weilanden. …”

Wat historisch bepaald geen nieuws is, is dat Nederland al eeuwen, zo niet meer dan een millennium, op tal van niveaus op de schop ligt.

Stikstof, zoals nu aangetroffen in de Nederlandse bodem, is het resultaat van eeuwen en eeuwen landbouw, industrie, riolering, het dagelijks leven, en ga zo maar door.

Stikstof in de Nederlandse bodem is dus mensenwerk van alle tijden!

Als je alleen al de Nederlandse turfproductie en -consumptie bekijkt, is een “natuurlijk” lage atmosferische depositie van stikstof in Nederland absolute nonsens.

De dissertatie Vier eeuwen turfwinning (1995) laat daar geen misverstand over bestaan. Tussen het midden van de 15de eeuw en de 19de eeuw voorzag turf voor tientallen procenten in de totale energiebehoefte van Nederlanders.

En óh ironie: het verstoken van turf zorgt voor een forse ammoniak emissie en dus luchtvervuiling en dus stikstofdepositie.

Ter informatie aan de minister: er zijn boeken vol geschreven over (vroeg-) Middeleeuwse luchtvervuiling door het verstoken van hout, turf, kolen, mest, enzovoort.

The Big Smoke van Peter Brimblecombe is een klassieker en buitengewoon lezenswaardig.

Trouwens: de Nederlandse veeteelt, met bijbehorende ammoniakemissie, is al eeuwen een omvangrijke ‘tak van sport’ in Nederland. Lees mijn blogpost Zoönose stress … en deze bijdrage.

Samenvattend: het ministeriële “van nature” is niets anders dan een idee-fixe die in de brief opzichtig aan ‘de man’ - preciezer: het parlement - wordt gebracht.

De minister heeft dus aan het parlement een fantasiewereld voorgespiegeld die nooit heeft bestaan en nooit zal bestaan in ons land, of waar dan ook in de wereld.

In plaats van een beleidspoging te wagen om Nederlandse natuur effectief te optimaliseren, wordt in deze brief de ideologisch kaart gespeeld met daarop afgedrukt: ‘weg met de boeren … want hun stikstof is fout’.

In die zin ben ik blij met deze brief van de minister. Eindelijk duidelijkheid over het feit dat voor landbouw geen plek meer is in Nederland, althans bezien vanuit de Haagse burelen.

Nee, de natuur gaat er helemaal niet op vooruit als de gehele agrarische sector verdwenen is. Dat weten we heel zeker. Wat wel ‘vrijkomt’ is een grote hoeveelheid landbouwgrond.

En daar kan dan weer lekker beleidsmatig mee worden gestoeid.