Het stikstofdiscours is een boeiend publiek/politiek/wetenschappelijk fenomeen. Vind ik. Maar ook verwarrend. Die verwarring blijft, ook al heb ik met mijn lief een paar weken vakantiepauze genomen om op adem te komen.

Die verwarring komt deels voort uit de communicatie over dit onderwerp van overheidswege, maar ook het wetenschappelijk begrip van het onderwerp, die nogal gelimiteerd lijkt.

Neem nu de recente uitwisseling in het Reformatorisch Dagblad (RD) tussen collega Rotgers en eveneens collega De Vries. Ik acht het volgende de kern van Rotgers' betoog:

“Nederland heeft zijn rekenmodellen op een voetstuk gezet binnen het natuurbeleid en raakte daardoor het zicht en de controle op de natuur kwijt. Die controle begint wat mij betreft met een check of de natuur die op papier staat ingetekend ook echt bestaat.”

Collega de Vries riposteert als volgt:

“Recent zijn er vier stikstofrapporten uitgebracht. Op verschillende wijze geven die een nadere onderbouwing aan de vereiste reductie in stikstofuitstoot en waar die reducties het effectiefst zijn. Daarbij spelen inderdaad modellen een rol. Die modellen simplistisch noemen verraadt een enorm gebrek aan kennis, want dat zijn ze bepaald niet. Door over een papieren werkelijkheid te spreken, wekt Rotgers de suggestie gewekt dat resultaten van die modellen helemaal losstaan van metingen, maar dat is volslagen onjuist. De concentraties stikstofoxiden, met name afkomstig uit verkeer, worden elk uur op 73 plekken met geavanceerde apparatuur gemeten. Verder worden de maandgemiddelde concentraties ammoniak op meer dan 300 plekken in Nederland gemeten, waarvan ruim 80 in natuurgebieden. Modelvoorspellingen worden vergeleken met die metingen, en de overeenkomst daartussen is heel groot. Voor de statisch onderlegde lezer: een correlatiecoëfficiënt van meer dan 0,95. Daar likt elke modelleur zijn vingers bij af. En dus kun je die modellen gebruiken om schattingen te maken op plaatsen waar je niet meet. Dat moet je doen om voor heel Nederland een beeld te krijgen, ook al zou je op honderdduizend plekken meten.”

Wat wordt hier nu precies beweerd? Dat modellen, gevoed door metingen, iets kunnen zeggen over de werkelijkheid? Lijkt me nogal wiedes.

Maar pas op: de lezer wordt hier echter met een klassieke drogreden zand in de ogen gestrooid.

De Vries voert namelijk een zogenaamde bait and switch uit - de drogreden van de wisseltruc. Er wordt eerst omstandig betoogd dat de modellen enorm gesofisticeerd zijn, met de verwijzing naar een hoge significatie - de bait.

Over de treurigheid die “correlatiecoëfficiënt” - significantie - heet zal ik het nu niet hebben. Het heeft niets (niets dus!) met de kwaliteit van modellen te maken. Zie de blogposts dood door B12, of niet.

De switch, die natuurlijk min of meer verborgen blijft, is de suggestie dat de bewuste modellen iets te zeggen zouden hebben over natuurkwaliteit. Zoals de Vries zelf opmerkt:

“De kern is dat het bij de schade van stikstof op de natuur om heel veel meer gaat dan om kleine stukjes veen die je wilt behouden. Door neerslag van stikstof op natuur vindt er in de bodem verzuring plaats, met als gevolg een tekort aan calcium, kalium en magnesium. Dit leidt bijvoorbeeld bij kool- en pimpelmezen tot eieren met een te dunne schaal en jongen die al in het nest hun pootjes breken.”

Maar daar gaan de door de Vries bewierookte modellen helemaal niet over. Die gaan sec over stikstofdepositie.

De causale keten die per definitie nodig is om het bovenstaande argument - de switch dus - staande te houden ziet er als volgt uit:

stikstof (N)-emissie - N-transport - N- depositie - KDW - natuurkwaliteit

Terug naar collega Rotgers. Zij stelt, geheel in lijn met de wetenschappelijke proefondervindelijke traditie dat:

“Het … hoog tijd [wordt] dat er in de natuur zelf wordt gekeken en transparant(!) wordt gecontroleerd, om erachter te komen waarom Nederland de natuurdoelen niet haalt.”

Als ik nu modellen die de Vries voorlegt serieus zou moeten nemen, dus volgens de causale keten die ik hierboven schets, moeten die modellen voorspellen dat bij reductie van stikstofdepositie de natuurkwaliteit er op vooruit zal gaan.

Nu komt het: dát feitelijk aantonen kan nooit modelmatig gebeuren. Dat zal altijd buiten de muren van de academia moeten gebeuren, met meer input dan alleen maar stikstofdepositie. Ik heb het eerder over grondwaterniveaus gehad, bijvoorbeeld.

En zoals iedere onderzoeker weet: de bitse werkelijkheid zal altijd de enen en nullen van modellen het nakijken geven.

Collega Rotgers laat dat ook zien in haar RD-opinie. Niemand kan dus tegen Rotgers' suggestie zijn; academici al helemaal niet!

En nee: de KDW kunnen bij dit alles niet behulpzaam zijn, hoe graag men dat ook zou willen. Ook die zijn onderdeel geworden van de enen en nullen van modellen.

Natuurlijk: er wordt op gehamerd dat KDW ‘proefondervindelijk’ zijn vastgesteld. In mijn blogpost Kritische Depositie Waarden - sciëntistische maatschappelijke ondermijning heb ik dat onder andere als volgt bekritiseerd:

De kern van de zaak is deze: de toestanden waarin habitats zich zouden kunnen bevinden kunnen helemaal niet worden afgemeten aan één getal -een KDW- in samenspel met een gemodelleerde stikstofdepositie.

We zijn echter nog niet klaar, want bij deze versimpelde werkelijkheid - het duizend-dingen-doekje-perspectief op stikstof - stelt de Vries het volgende:

“We staan naar mijn vaste mening dan ook op de drempel van een transitie in ons voedselsysteem. Ik begrijp de frustratie van de boeren goed als het gaat om hun gevoel dat zij tegen marginale prijzen voedsel moeten produceren en dat ook nog eens milieuvriendelijk. De kosten van die transitie moeten we niet afwentelen op de boeren, maar we dienen hen meer te betalen voor ons voedsel en hen ook te belonen voor schone lucht, schoon water en behoud van de natuur.”

Aha. Het moet dus ‘allemaal’ anders, want de wereld is ‘niet in orde’. Hoe weten we dat? ‘Wetenschap’! Het dwingende gelijk, onder verwijzing naar ‘wetenschap’, stuwt het ‘transitiedenken’ voorwaarts.

Hoe kan je het oneens zijn met de ‘feiten’ van ‘de wetenschap? Niet! Tenzij de werkelijkheid iets geheel anders laat zien dan de modellen presenteren?

Dan passen we de werkelijkheid aan in lijn met de modellen. Sciëntisme dus:

“In de herhaling: sciëntisme is de drogreden dat wetenschap de werking en structuur van de wereld in zijn totaliteit kan doorgronden en volledig kan omschrijven in de vorm van getallen, formules, wetenschappelijke taal en wat dies meer zij.”

Het resultaat is dat de werkelijkheid simplistisch geduid, en natuurlijk te licht bevonden wordt, waarna een ‘glorieuze transitie’ ons wordt voorgehouden, in dit geval van de mondiale agrarische sector.

Dat heeft niets met wetenschap te maken - dat is (sciëntistische) ideologie.

Laat ik in dit ideologische kader het werk van James Scott Seeing like a State (1998), waaraan ik ook refereerde in Dealers of the Green Ideal, mijn geachte lezers nog maar weer eens voorhouden.

De kern, hieronder samengevat, is van toepassing op alle Staatsingrepen ter ‘bescherming en verbetering’ van ons menselijk bestaan en handelen, waaronder de landbouw:

  1. The simplified “administrative ordering of nature and society”
  2. The “high-modernist ideology”, that is the “self-confidence about scientific and technological progress”, a “faith that borrowed the legitimacy of science and technology”, whereby it became “uncritical, unskeptical, and thus unscientifically optimistic about the possibilities for the comprehensive planning of human settlement and production
  3. The rise of an “authoritarian state that is willing and able to use the full weight of its coercive power to bring these high-modernist designs into being”
  4. The rise of a “prostrate [weak] civil society that lacks the capacity to resist these plans”

De vergaande vereenvoudiging -jazeker: versimpeling- van de werkelijkheid vervat in modellen wordt zonder scrupules als scheidsrechter ingezet bij de beoordeling van stikstofbeleid - preciezer: natuurbeleid.

Geen wonder dat het maatschappelijk draagvlak voor stikstofgerelateerd natuurbeleid vrijwel non-existent is.

Afsluitend: voor sommigen geldt dat de fantasiewereld van grootse transities werkelijkheid moet worden, desnoods ten koste van de echte wereld. Dat heeft de filosoof David Stove, in zijn On Enlightenment (2003), heel goed begrepen en vernietigend bekritiseerd:

“… our actions almost always have unfore- seen and unwelcome consequences. It is an argument from so great and so mournful a fund of experience, that nothing can rationally outweigh it. Yet somehow, at any rate in societies like ours, this argument never is given its due weight. When what is called a “reform” proves to be, yet again, a cure worse than the disease, the assumption is always that what is needed is still more, and still more drastic, “reform.””

Tenzij, tenzij, deze destructieve ‘transitiemacht’ een intelligente tegenmacht ontmoet van enig formaat en inhoud. Tja. Maar: wat niet is kan nog komen …