Wat een zware titel zeg! Inderdaad, maar sommige zaken in het leven zijn nu eenmaal niet licht verteerbaar. Met andere woorden: beter verteerbaar kan ik het niet maken, wel leesbaarder. Hoop ik dan maar.

Waar het op neerkomt is niet zo heel moeilijk te begrijpen. KDW worden als een soort duizend-dingen-doekjes gebruikt in wetenschap en beleid.

Beetje (veel) stikstofdepositie wegvegen van hoofdzakelijk agrarische aard en hup, de natuur gaat weer glanzen. Wat een treurige, gevaarlijke en zeer kostbare onzin.

De stikstof biochemie is een enorm stuk complexer dan de KDW doen geloven, en de precisie die de KDW suggereren is een idee fixe van kolossaal formaat.

Een kleine groep onderzoekers, bestuurders, ambtenaren, politici dwingen de samenleving, met KDW in de hand - want wetenschap (preciezer: sciëntisme) - grote investeringen te doen, zonder dat er enige zekerheid kan worden geboden, want die bestaat niet, dat er meetbare ‘natuurlijke resultaten’ worden geboekt.

Let’s begin, shall we.


De vorige blogpost betrof een klein uitstapje naar de wondere wereld van het atheïsme dat voor een fors deel wordt gedragen door sciëntisme.

Althans, sciëntisme wordt de noodzakelijk geachte draagkracht toegedicht ten behoeve van het gewenste atheïsme.

Zoals zo vaak het geval: de wens is de vader van de gedachte. (Voor alle duidelijkheid: er zijn atheïsten die op mij een diepe indruk hebben gemaakt, zoals Jacques Monod!)

Maar dat het sciëntisme meer is dan alleen maar een filosofisch zonderlinge buitenstaander ten behoeve van een gewenst ‘godloos’ wereldbeeld, zal ik in deze blogpost aan de orde stellen.

Specifiek: ik ga het hebben over het stikstofsciëntisme.

Nee, we stijgen niet op naar hoger filosofische sferen maar blijven dicht bij de grond. Preciezer: we duiken in de grond, onder andere. Ook hier geldt waarde lezer: geduld.

In de herhaling: sciëntisme is de drogreden dat wetenschap de werking en structuur van de wereld in zijn totaliteit kan doorgronden en volledig kan omschrijven in de vorm van getallen, formules, wetenschappelijke taal en wat dies meer zij.

Even terug naar de afsluitende quote van de vorige blogpost uit het ‘belangrijke’ rapport van Van Dobben et al. (nadruk toegevoegd):

“De KDW kan vergeleken worden met de huidige of toekomstige depositie om een beeld te krijgen van de knelpunten voor verzuring en vermesting. Voor het kunnen bepalen van (het risico op) verslechtering van habitats, bijvoorbeeld in vergunningprocedures, is het essentieel dat de KDW’n zijn vastgesteld als unieke waarden en niet in de vorm van bandbreedtes of onzekerheidsmarges. Deze unieke waarden moeten gezien worden als de meest waarschijnlijke waarde gezien de huidige stand van kennis. Wanneer de atmosferische depositie hoger is dan de KDW van het habitat bestaat er een duidelijk risico op een significant negatief effect, waardoor het instandhoudingsdoel voor een habitat (in termen van kwaliteit en oppervlakte) niet duurzaam kan worden gerealiseerd. Hoe hoger de overschrijding van het kritische niveau en hoe langduriger die overschrijding, hoe groter het risico op ongewenste effecten op de biodiversiteit.”

KDW zijn gebombardeerd tot een soort van duizend-dingen-doekjes van de Nederlandse natuurkwaliteit. Hier wordt aperte onzin gedebiteerd. En de reden is? Om met Cor van der Laak te spreken, en wel hierom: stikstofsciëntisme.

De kern van de zaak is deze: de toestanden waarin habitats zich zouden kunnen bevinden kunnen helemaal niet worden afgemeten aan één getal - een KDW - in samenspel met een gemodelleerde stikstofdepositie.

Uiteraard, deze stellingname behoeft vlees aan de botten, dat wil zeggen feiten en analyses. Het zal sommigen wellicht verbazen maar we zullen teruggrijpen op ‘oude wetenschappelijke zaken’ die ‘iedereen wel weet’ maar wetenschappelijk en beleidsmatig niet aan bod komen. Verstoort de atmosferische discussie nogal (of zoiets).

De mediale en politieke vergeetachtigheid -beter: selectiviteit; of nog beter: ‘focus’- is werkelijk monumentaal in het Nederlandse stikstofdossier.

Ik bedenk mij net dat die algehele vergeetachtigheid meer en meer op een soort ‘groene dementie’ begint te lijken waaraan velen lijken te lijden dezer dagen.

Hoe dat ook zij, eerst een hele bekende open deur ingetrapt: AERIUS kan nooit de precisie bieden die de KDW getalsmatig vereisen, tenminste als je KDW-getallen ecologisch-wetenschappelijk serieus wilt nemen (later daarover meer).

Lees bijvoorbeeld: AERIUS - de Feniks onder de rekeninstrumenten.

Goed, open deur ingetrapt. Blijkbaar moet dat, zo af en toe.

Belangrijke vraag: welke factoren hebben überhaupt invloed op ecosystemen? We hebben het er eerder gehad, in Natuur en stikstof - het poneren van kritische waarden:

“Hoe zwaar weegt stikstofdepositie eigenlijk in relatie tot andere (ecologische) factoren zoals lokale grondwaterstand (vernatting/verdroging), lokale geologie, temperatuur, verstoring (bijvoorbeeld ‘onderhoud’), enzovoort”

Ik ben natuurlijk hier niet volledig geweest; de aanwezige planten/bomen/micro-organismen dragen zelf ook bij aan de ecosysteem ontwikkeling via vastlegging van stikstof in de bodem. Daarmee vertel ik helemaal niets nieuws.

Daarnaast is het zo dat het organisch bodemmateriaal met de daarin opgeslagen hoeveelheden stikstof een belangrijke ‘regulator’ heeft in de grondwaterstand.

Daarmee gaan we, zoals ik al aankondigde, behoorlijk old-school. Welke invloed namelijk heeft de (lokale) grondwaterstand op de beschikbaarheid van stikstof?

Ik citeer collega Frapporti uit zijn onvolprezen 1994-dissertatie Geochemical and Statistical Interpretation of the Dutch National Ground Water Quality Monitoring Network (nadruk toegevoegd):

“… Concentraties van conservatieve parameters, met name Cl- en Na+, nemen af in de tijd. Cl- -concentraties nemen over een tijdsbestek van 10 jaar met meer dan 25 % af. N03- - en K+ -concentraties nemen echter toe in de tijd. De gangbare verklaring voor N03- - en K+ -toename is een verhoging van de hoeveelheid uitgereden mest. Echter CI- en Na+ komen ook vee] voor in mest en zouden dan ook moeten toenemen, hetgeen niet het geval is. Er moet dus naar een andere verklaring gezocht worden en deze zou kunnen Iiggen in een verstoorde waterhuishouding in de bodem, en weI door verdroging. Deze verdroging is het gevolg van drainage, ruilverkaveling en drinkwateronttrekking. Verdroging vergroot de onverzadigde (aerobe) zone en veroorzaakt tevens een verlaging van de fractie bodem- en grondwater die door evapotranspiratie verdwijnt. Zich conservatief gedragende bestanddelen als CI- en Na+ worden hierdoor minder geconcentreerd en nemen dus af in de tijd. Een vergrote aerobe en onverzadigde zone heeft tot gevolg, dat een verhoogde hoeveelheid organisch bodemmateriaal wordt afgebroken. N03- en K+ komen hierbij vrij. …”

Daar horen we weinig van in Nederland: verstoorde waterhuishouding in de bodem heeft invloed op de oxidatie van de ondergrond. Gevolg: afbraak van organische bodemmateriaal waarmee (heel) veel stikstof vrijkomt.

Twee thema’s komen dus hier boven tafel: grondwaterbeheer en opgebouwde stikstofverbindingen in organisch bodemmateriaal. En wat verbaast mij niets?:

Onderzoek naar stikstofhoeveelheden in natuurbodems, waarvan de uitkomsten openbaar zijn, zijn bijzonder schaars. De provincie Drenthe had in 2010 en 2014 uitgebreid bodemonderzoek laten uitvoeren door de universiteit van Antwerpen, maar bracht de uitkomsten nooit in de openbaarheid. … In de bovenste 10 centimeter van de Drentse natuurbodems, worden echter veel grotere hoeveelheden stikstof gemeten: van 3.000 kilo per hectare (droge heide, droog bos), 4.000 kilo (vochtig grasland, vochtig bos) tot 10.000 kilo (veen, moeras). Hoeveel stikstof in de bodemlagen eronder liggen opgeslagen, is niet gemeten.

Oud nieuws dat niemand wil horen óf ‘mag’ weten! Stel je voor dat iedereen te weten komt dat de natuur zelf de grootste bron van stikstof kan zijn vanuit de bodem. En dat die stikstof vrij kan komen door ‘gepruts’ met de grondwaterstand dan wel natuurbeheer door provincies, natuurorganisaties en/of drinkwaterbedrijven?

In 1999 is in het blad H2O onder andere deze materie door mij en collega’s in twee artikelen -één, twee- aan de orde gesteld, tot weinig vreugde van de VEWIN overigens. En dat is begrijpelijk.

Waarom zou je mede verantwoordelijkheid willen nemen als een andere partij daarmee volledig kan worden opgezadeld? De vraag stellen is haar beantwoorden.

KDW zijn dus bij lange na niet de duizend-dingen-doekjes waar zij voor gehouden worden. Grondwaterniveaus hebben een diepgaande (pun intended) invloed op de lokale natuurkwaliteit onder andere vanwege de grote hoeveelheden opgeslagen stikstof.

Dat roept de vraag op wat KDW eigenlijk zijn.

De huidige minster van LNV heeft daar zo haar uitspraken over gedaan in antwoorden aan de Tweede Kamer. Het begint er echt op te lijken dat LNV-medewerkers en de minster werkelijk geen idee hebben waar het over gaat.

Eerst wordt er wat gebabbeld over het artikel van Banin et al. (2014) dat collega Briggs en uw waarde blogger hebben geanalyseerd in deze bijdrage. Er worden talloze zaken benoemd die wij op geen enkel manier hebben besproken.

We moeten eerst door het obligate rookgordijn van woorden ploegen, zo typerend voor bureaucratisch Nederland, voordat het interessant wordt.

Dán wordt het meteen pijnlijk duidelijk dat er nul begrip bestaat over de wetenschappelijke ontstaansgeschiedenis van KDW en de inhoud en onzekerheden van deze ondermaatse risicograadmeters die een niet-bestaande precisie suggereren. Lees en huiver:

“Deelt u de mening dat de analyses van Banin e.a. en Briggs/Hanekamp in ieder geval illustreren dat de vaststelling van kritische depositiewaarden gepaard gaat met enorme wetenschappelijke onzekerheden?

Antwoord

Nee, van ‘enorme’ wetenschappelijke onzekerheden is geen sprake. Want dat zou betekenen dat er in natuurgebieden weinig relatie is vast te stellen tussen KDW-overschrijdingen en daadwerkelijke negatieve stikstofeffecten. De op grote schaal en al vele decennia lang optredende negatieve effecten laten er geen twijfel over bestaan dat er bij overschrijding van de KDW’s een reëel probleem ontstaat.”

Wat de minster hier doet is een cirkelredenering pogen te verkopen ter verdediging van KDW. In stappen geherformuleerd is deze drogreden als volgt:

  1. Er is geen sprake van ‘enorme’ wetenschappelijke onzekerheden.
  2. Als er wel grote onzekerheden in de KDW zouden zijn dan is er weinig relatie tussen KDW-overschrijdingen en negatieve stikstofeffecten.
  3. Er zijn decennia lang negatieve effecten waargenomen en dus zijn KDW-overschrijdingen een groot probleem.

Zelden heb ik zo’n mooie en opzichtig geformuleerde cirkelredenering gezien. Die ga ik zeker gebruiken in mijn colleges aan de uni. (Welke ambtenaar heeft dit trouwens geschreven? Die verdient een Oscar … oh nee een Razzie!)

Genoeg gelachen, want met KDW valt weinig te lachen. De vraag blijft namelijk: hoe ‘goed’ zijn KDW eigenlijk als risicograadmeters voor natuurkwaliteit? Antwoord: nauwelijks van enige waarde. En wel hierom:

  1. De KDW gaat ervan uit dat er zoiets zou bestaan als een geen-schade-door-stikstofdepositie-drempel-voor-ecosystemen. Afgezien van een niet-bestaand statisch-ideaal natuurbeeld, die nooit met enige precisie zou kunnen worden vastgesteld, roept dit de vraag op naar het bestaan van historische dan wel ecologisch ’referentiepunten’, die niets anders zijn dan ecologische ficties.
  2. Stikstofdepositie zou effecten kunnen sorteren op een tijdschaal van misschien wel eeuwen. Hoe moeten KDW begrepen worden in de tijd? Immers: hoe langer de tijdschaal, hoe onzekerder de beleidsresultaten.
  3. Ongeacht het doel van KDW -‘voorkomen van stikstof schade’- bieden de vele wetenschappelijke studies geen goed gedefinieerde en reproduceerbare/repliceerbare parameters om KDW te formuleren. Tal van parameters worden onderzocht zoals (i) groei van bepaalde soorten; (ii) de hoeveelheid en toename detritus (dood organisch materiaal); (iii) de hoeveelheid N in de bodem; (iv) een veranderende samenstelling van plantensoorten.
  4. Experimentele stikstofstudies betreffen meestal kleine studie-oppervlaktes -10x10 cm of 1x1 m- van waaruit de resultaten, zonder onzekerheidsanalyses, worden opgeschaald naar Nederlandse natuur.
  5. Beschikbaarheid van stikstof uit de bodem wordt zelden tot nooit meegenomen.
  6. Atmosferische achtergronddepositie wordt vrijwel altijd als (jaar)gemiddelden meegenomen per land of regio zonder onzekerheidsmarges.

Voordat er misverstanden ontstaan over deze zes punten: we hebben over de KDW een paper in voorbereiding waarin wij een grondige analyse loslaten op de fundamentele stikstofliteratuur die hierover gaat. Dit zijn een aantal bevindingen uit onze analyse.

Terug naar de basis dus! Ik heb het meer dan gehad met de slappe en oeverloze proxy-discussies in dit discours.

Afrondend: de onverdedigbare tunnelvisie op atmosferische deposities en de KDW als risicograadmeters legt precies het stikstofsciëntisme bloot van het huidige beleid en het bijbehorende wetenschappelijke onderzoek.

_De KDW zijn sciëntistische getallengoochelarij waarbij belangrijke informatie over experimentele oorsprong, onzekerheden en ‘groene’ expert judgement moedwillig onder de mat van de postmoderne moreel-ecologische_** paniek** zijn geveegd.

Afsluitend: KDW zijn risicograadmeters met een niet-bestaande precisie en zijn als enkelvoudige sturingsinstrumenten in natuurbeleid zinloos. KDW zijn noch wetenschappelijk, noch beleidsmatig, noch maatschappelijk verdedigbaar.

Gestelde natuur- en instandhoudingsdoelen zullen noodzakelijkerwijs nooit meetbaar gehaald worden indien hoofdzakelijk gestuurd wordt op KDW. Naast de onverdedigbare nauwe focus op atmosferische deposities, zijn KDW, alsmede door AERIUS berekende deposities, ook nog eens veel te onzeker.

Functioneel natuurbeleid behoort te sturen op meerdere factoren; als het over stikstof gaat behoren alle bronnen in beeld te worden gebracht. Daarnaast behoort een transparante kosten-baten analyse vooraf te gaan aan het te implementeren natuurbeleid.

We hebben nog een lange weg te gaan … de hoogste tijd dus, ik heb het eerder gezegd, voor tracking and tracing van wet- en regelgeving, zeker in het stikstofdossier.