Verhalen kunnen vaak bepaalde zaken in onze wereld verhelderen. Twee voorbeelden.
Je krijgt een brief in de bus, gewoon in een enveloppe met een postzegel, van één van de rijkste mensen op aarde. Deze persoon bezit vele miljarden aan geld, kunst, en andere wereldse schatten.
Dat is nog maar de buitenkant.
Deze puissant rijke en invloedrijke persoon is een hyper-filantroop die de rijkdom eerlijk heeft verworven en rijkelijk deelt met tal van mensen en instellingen. Een meer dan respectabel persoon dus.
Deze persoon nodigt jou uit voor een één-op-één gesprek over verstrekkende kwesties van wereldbelang. Details zul je horen tijdens de ontmoeting. Wat moet je in hemels naam met deze uitnodiging?
Preciezer: wat moet zo’n persoon met jou; wat moet jij met deze persoon?
Immers: beider leefwerelden liggen lichtjaren (dat is een afstand; 1 lichtjaar is ongeveer 9500 miljard kilometer) uit elkaar. Normaliter zouden de paden van deze hoofdrolspelers elkaar nooit kruisen.
Ware het niet dat de uitnodiging voor je ligt ….
Tal van vragen schieten door je hoofd: Word ik er in geluisd door een tv-programma (bestaan dit soort programma’s eigenlijk nog wel)?; Waar zullen we het over hebben?; Moet ik een cadeautje kopen (serieus; iets geven aan iemand die alles al heeft)? Welke kleding is passend?
Gaandeweg merk je dat je op het totaal verkeerde spoor zit.
Je hébt de uitnodiging op zak; je zúlt worden opgehaald door limousine met chauffeur; je zúlt betreffende persoon ontmoeten; er wórdt niets bijzonders van je gevraagd in termen van schoenen, kleding, geschenken.
Uit beleefdheid neem je toch maar iets mee; een zogenaamd kleinigheidje. Je hoopt vurig dat betreffende welvarende persoon van naam en faam, die jou ontvangt, het kleinood van harte aanneemt.
En daar ligt nou net de crux.
Het gegeven cadeau heeft de functie van persoonlijke verbinding maken, vertrouwen wekken, eventueel ongemak wegnemen van vooral de gever.
Anders gezegd: het cadeau drukt goede wil uit van de gever naar de ontvanger, die bij acceptatie de goede wil tussen beiden bevestigd en bestendigd.
Want ten diepste gaat het om de ontmoeting tussen jou en de ander!
We gaan een stap verder: als we de geschetste verhoudingen nu eens maximaliseren? Ik heb het dan natuurlijk over de verhouding mens-God, de Schepper van het al, de geheel Andere, de Onnoembare.
Geldt daar iets dergelijks? (Geloof in God is hier niet wezenlijk van belang. Voorstelbaarheid is meer dan voldoende.)
Laten we eens kijken, want nu verlaten we de arena van de intermenselijke ontmoeting. Het verhaal van Gideon in het Hebreeuwse Bijbelboek Richteren is een goed voorbeeld:
“11 Op een dag kwam de Engel van de Here en ging onder de eik in Ofra zitten. Die eik was van de Abiëzriet Joas. Joasʼ zoon Gideon was juist bezig tarwe te kloppen in een kuip waarin gewoonlijk druiven tot sap werden platgetrapt. Gideon deed dit op deze ongebruikelijke plaats om te voorkomen dat de Midjanieten de tarwe zouden stelen. 12 De Engel van de Here kwam bij hem en zei: ‘De Here is met u, dappere held!’ 13 Maar Gideon antwoordde: ‘Och, heer, als het waar is dat de Here met ons is, waarom is dit alles ons dan overkomen? …”
Gideon is een bangige man die God zélf op bezoek krijgt. Persoonlijk. De reactie van Gideon is ongeloof en scepsis. Hij klaagt tegen God over het ongeluk van hemzelf en zijn medelandgenoten én, in weerwil van het hemelse bezoek, over de afwezigheid van Diegene die werkelijk verschil kan maken.
Dit stukje tekst druipt dus van niet mis te verstane ironie.
Gideon zoekt vervolgens een soort van oplossing voor deze voor hem buitengewoon ongemakkelijke en, in zijn ogen wellicht, ongeloofwaardige ontmoeting: een gift in de vorm van een maaltijd.
17 Gideon antwoordde: ‘Als het echt waar is dat U mij op die manier zult helpen, geef mij dan een teken om te bewijzen dat het werkelijk de Here is die mij dit zegt! 18 Blijf hier tot ik terug ben en U een geschenk heb aangeboden.’ ‘Goed,’ antwoordde de Engel. ‘Ik blijf hier wachten tot u terug bent.’ 19 Gideon haastte zich naar huis, braadde een geitenbokje en bakte van tweeëntwintig liter meel een paar ongegiste broden. Het vlees deed hij in een mand en het vleesnat in een pot. Hij bracht dit naar de Engel, die nog steeds onder de eik zat en gaf het Hem. 20 De Engel van God zei tegen hem: ‘Leg het vlees en de broden op dat rotsblok daar en giet het vleesnat er overheen.’ Gideon deed wat hem was opgedragen. 21 Toen raakte de Engel van de Here met het uiteinde van zijn staf het vlees en de broden aan en meteen schoot er vuur uit het rotsblok dat alles verteerde wat er op lag! Plotseling was de Engel van de Here verdwenen! 22 Toen Gideon besefte dat het inderdaad de Engel van de Here was geweest, riep hij uit: ‘O, Oppermachtige Here, ik heb oog in oog gestaan met de Engel van de Here!’ 23 ‘Ik zegen u met vrede,’ antwoordde de Here, ‘wees niet bang, u zult niet sterven.’
Gideon hoopt uiteindelijk toch dat de hemelse Bezoeker de gift zal accepteren. En dat wordt het! Maar Gideon is er niet gerust op. Een moderne scepticus dus.
Bij het besef met Wie Gideon van doen heeft gehad, is hij doodsbang dat hij de ontmoeting niet zal overleven. Wederom: de ironie spat er vanaf! Want, Gideon leeft nog steeds na het vertrek van de Bezoeker.
Desalniettemin wordt hij gerustgesteld door een Stem die zegt dat hij niet zal sterven. Sterker: hij wordt gezegend met vrede.
Sterven óf leven in vrede juist in een onrustige wereld; een groter contrast is ondenkbaar.
Ook in dit ontmoetingsverhaal is er sprake van gever en Ontvanger. In dit geval echter weten we zeker dat niemand God iets kan geven dat Hij niet zou hebben. Zoals Moshe Halbertal opmerkt:
“A middle-class person cannot bribe a billionaire; he can bribe another middle-class person who might be slightly better off than he is. The gift of sacrifice to God, who is in the first place the provider of the good and in no need of it, functions as a token of submission and gratitude, and its reception is not driven by need or interest but rather is an expression of welcoming and goodwill.”
Er is dus een ander element in dit verhaal dat de aandacht vraagt: God heet Gideon welkom in Zijn wereld door hem aan te wijzen als bevrijder van Israel op dat specifieke moment in de geschiedenis.
Plotseling is Gideon’s wereld en de wereld om hem heen heel veel groter geworden dan hij ooit had kunnen bedenken of voor mogelijk had kunnen houden.
God’s acceptatie van de gift van eten is slechts een begin.
Want: de Ene wil in de ontmoeting met Gideon niet zozeer te eten krijgen, maar Gideon’s loyaliteit om het goede te doen ten behoeve van anderen.
God zoekt dus Gideon’s nabijheid om hem aan te sporen ‘aan het werk te gaan’. Het cadeau dat Gideon geeft is uiteindelijk niet bedoeld voor de Ene maar voor Gideon zelf. Het geeft hem zelfvertrouwen.
Kortom: hij mag in aanwezigheid zijn van de Schepper van het al.
Geven en ontvangen in een wereld die, net als toen, zichtbaar en voelbaar bedreigend is. Het eerste verhaal in deze blogpost probeert iets weer te geven van persoonlijke ontmoetingen die mogelijk zijn over grenzen van status en aanzien heen.
Het Hebreeuwse verhaal is van een geheel andere ordegrootte.
Het opent de ogen voor ongedachte mogelijkheden in een wereld die gesloten, eenzaam en onverbiddelijk ongenadig lijkt, zoals prachtig desolaat verwoordt in Morrissey’s Everyday is like Sunday:
“Trudging slowly over wet sand
Back to the bench where your clothes were stolen
This is the coastal town
That they forgot to close down
Armageddon, come Armageddon!
Come, Armageddon! Come!
Everyday is like Sunday
Everyday is silent and grey
Hide on the promenade
Etch a postcard :
“How I Dearly Wish I Was Not Here”
In the seaside town
That they forgot to bomb
Come, come, come, nuclear bomb
Everyday is like Sunday
Everyday is silent and grey …”
Morrissey verlangt naar het einde van een wereld die in zijn ogen levenloos stil en grijs geworden is. Gideon denkt daar niet veel anders over in zijn beklag aan de Baas. Wellicht dat sommigen van ons er ook zo over denken. Ik weet het niet.
Wat blijft er dan over?
Ik denk: liefde. Die zoekt namelijk eenheid met de ander met het oog op het goede vóór de ander: een goed leven in een goede wereld. Dat begint met geven. Iets kleins wellicht, iets van onszelf.
Iets dat kan groeien in hoop en verwachting van acceptatie door de ander. Ik kom er nog wel eens op terug, want dit verhaal heeft een boeiend vervolg …