Kosten en baten van natuur in Nederland bepalen. Hoe doe je dat? En waarom zou je dat überhaupt willen doen? Hoewel er eindeloos gepraat kan worden over of er wel zoiets bestaat als natuur in Nederland, is die discussie in feite niet ter zake doende. Nou ja, vooralsnog.

Er zijn twee Europese richtlijnen waaraan ook Nederland zich te houden heeft: de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Natura 2000 is een EU-netwerk van gebieden met ‘grote waarde op het vlak van biodiversiteit’, aldus de EU. Weten we dat ook weer.

Maar, wat heeft dit allemaal te maken met stikstof (beter: stikstofverbindingen)? Voor alle duidelijkheid, stikstof zelf wordt in de Habitatrichtlijn niet genoemd. Dat is trouwens niet zo heel verwonderlijk (nadruk toegevoegd):

“Artikel 1

a) instandhouding: een geheel van maatregelen die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantesoorten in een gunstige staat van instandhouding als bedoeld in de letters e) en i);

b) natuurlijke habitats: land- of waterzones met bijzondere geografi­sche, abiotische en biotische kenmerken, en die zowel geheel na­tuurlijk als halfnatuurlijk kunnen zijn;

c) typen natuurlijke habitats van communautair belang: habitats die op het in artikel 2 bedoelde grondgebied:

i) gevaar lopen in hun natuurlijke verspreidingsgebied te verdwij­nen; of

ii) een beperkt natuurlijk verspreidingsgebied hebben ten gevolge van hun achteruitgang of wegens hun intrinsiek beperkte areaal; …

e) staat van instandhouding van een natuurlijke habitat: de som van de invloeden die op de betrokken natuurlijke habitat en de daar voorkomende typische soorten inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de natuurlijke verspreiding, de structuur en de functies van die habitat of die van invloed kun­nen zijn op het voortbestaan op lange termijn van de betrokken typische soorten op het in artikel 2 bedoelde grondgebied. …”

Een “som van invloeden” dus. En daar horen stikstofverbindingen bij als één van de (vele) invloeden op habitats in Nederland (en daarbuiten). Maar daarmee staan we nog maar aan het begin van het begrijpen van de huidige stikstofoperette.

Een vraag die gesteld moet worden is bijvoorbeeld deze: waarom hoofdzakelijk stikstof (als het gaat om de instandhouding en bevordering van habitats in Nederland)?

De totale hoeveelheid stikstof(verbindingen) die, gemiddeld, op Nederlandse bodem neerslaan uit alle bronnen - ± 1600 mol per hectare per jaar oftewel zo’n 22 kg N - verklaart, wellicht deels, de Hollandse stikstoffocus. Het RIVM heeft voor de bronverdeling het volgende plaatje geproduceerd:

De binnenlandse bijdrage staat op 68%; de landbouwbijdrage voor het hele land wordt gesteld op 46%. Als het gaat over ‘stikstofgevoelige natuur’ staat de landbouwteller op 41%. De buitenland draagt hier voor zo’n 35% bij aan de depositie.

Maar de getallen van het RIVM zijn niet heilig; dat zijn getallen nooit, van geen enkel instituut. TNO komt in juni 2020 met ‘ietwat’ andere cijfers - want ander model - naar buiten. Het plaatje dat bij die TNO-getallen hoort ziet er zo uit:

De binnenlandse bijdrage ‘daalt’ van 68% (RIVM) naar 51% (TNO); de landbouwbijdrage ‘daalt’ eveneens: van 46% naar 38%. Grote getallen ongetwijfeld, maar het moet gezegd: de onzekerheden in al deze getallen zijn niet te ontkennen of the omzeilen.

Hoe dat allemaal ook zij, algemeen wordt aangenomen dat stikstofdepositie op ‘hectaren Nederland’ zijn ecologische invloed doet gelden.

Dat zegt niet zo heel veel, want de vraag is: hoe gróót is die invloed precies en hoe bepalen we die? Anders gezegd: welke ‘meetlat’ gebruiken we hier?

Dat brengt mij bij de KDW: de kritische depositiewaarden (Critical Loads -CL- in het Engels). Eerst maar een definitie vastgesteld (Alterra-rapport 2397, p. 13):

“de kritische depositie is een kwantitatieve schatting van de blootstelling aan één of meer verontreinigende stoffen, waar beneden geen significante schadelijke effecten optreden aan gespecificeerde gevoelige elementen in het milieu, volgens de huidige stand van kennis.”

De oorspronkelijke Engelse definitie leest als volgt (Nilsson, S.I. en P. Grennfelt (eds.), 1988. Critical Loads for Sulphur and Nitrogen. Miljørapport 1988:15; nadruk toegevoegd):

“A quantitive estimate of an exposure to deposition of N as NHx and/or Nox below which empirical detectable changes in ecosystem structure and function do not occur according to present knowledge. In general, the ecosystem changes may range from episodic responses to processes occuring over centuries.”

In de Engelse definitie worden dus ook nog tijdschalen aangegeven voor ‘stikstof gevoelige veranderingen’, tot aan eeuwen aan toe! Dit is bepaald geen kattenpis, om maar eens een stikstofhoudende biologische vloeistof metaforisch te gebruiken.

Hoeveel vragen zou je bij deze definitie wel niet kunnen stellen? En dan bedoel ik díe vragen die pogen één en ander te verhelderen! Ik doe een eerste aanzet:

  1. De KDW definitie bevat de onderliggende notie dat er zoiets bestaat als een geen-schade-door-stikstofdepositie-drempel-voor-ecosystemen die ook nog eens kan worden vastgesteld. Is dat zo?
  2. Als een dergelijke geen-schade-stikstofdrempel-voor-ecosysteem zou bestaan, welk ‘nulpunt’/‘referentiepunt’ - historisch, ecologisch(?) - moet dan worden gehanteerd?
  3. Gezien het feit dat stikstofdepositie, schijnbaar, effecten kan sorteren gedurende misschien wel eeuwen, hoe moet de KDW dan begrepen worden in de tijd, als het om beleid gaat?
  4. Hoe moeten de termen ‘schadelijk’ en ‘verontreinigend’ eigenlijk worden opgevat? Moreel, ecologisch, statisch, of nog iets heel anders én ten opzichte van wat precies?
  5. Welke onzekerheden - ecologisch, experimenteel, rekenkundig, statistisch - bevatten de KDW die vandaag de dag worden gehanteerd voor de verschillende habitats?
  6. Hoe zwaar weegt stikstofdepositie eigenlijk in relatie tot andere (ecologische) factoren zoals lokale grondwaterstand (vernatting/verdroging), lokale geologie, temperatuur, verstoring (bijvoorbeeld ‘onderhoud’), enzovoort.
  7. Is de stikstofdepositie-weging hetzelfde voor alle habitats of juist helemaal niet?
  8. Enzovoort …

Ongetwijfeld zijn er de nodige antwoorden te vinden op een aantal van deze vragen als we onze zoektocht voortzetten in de wonderlijke stikstofwereld. We staan nog maar aan het begin.

Eén vraag, ik herhaal ‘em maar even voor alle duidelijkheid, schreeuwt om een antwoord, en dat antwoord zal hopelijk verderop in ons KDW-onderzoek opdoemen aan de kennishorizon:

Wat zijn de maatschappelijke kosten van al dat stikstof reducerend beleid, en hoe verhouden die kosten zich tot precies welke baten?

Bovengenoemde zeven vragen (er zijn er vast nog meer) vormen bouwstenen voor het antwoord op deze omvattende, voor velen cruciale, vraag. Het levensonderhoud van heel veel Nederlanders hangt daar namelijk mee samen.