Mijn moeder begraven. Een dankdienst gevierd. Een in memoriam uitgesproken. Hoewel er veel werk op mij wacht (ik ben alweer ondergedompeld in het stikstof discourse), staat de tijd stil. Voor even.

En dat is maar goed ook. Daarom deze kleine ode, zoals uitgesproken tijdens de dankdienst, aan de vrouw die mij op de wereld heeft gezet (voor de volledigheid, de kleine dame links op de foto is mijn moeder):

“GESPROKEN woorden zijn een manier om iets te delen met anderen over datgene wat je bezighoudt, raakt. Het overlijden van mijn moeder roept spontaan veel woorden op; het ordenen daarvan is een stuk lastiger.

Anecdotes zijn wellicht een manier om iets te zeggen over mijn relatie met haar. Er zijn er genoeg te vertellen.

Plaagstootjes aan elkaar uitdelen was een rode draad. Eén situatie van recente datum staat mij helder voor de geest. Na enkele scherpe opmerkingen van mijn kant aan haar adres, keek zij mij indringend aan om vervolgens met enig theater om zich heen te kijken.

Haast terloops merkte ze vervolgens op: “Ik heb jammer genoeg niets voorhanden om naar je hoofd te kunnen gooien.”

Op dat soort momenten gebruikte ze haar gitzwarte ogen als wapen om mij op mijn plaats te zetten. Ik zal u zeggen, dat plagerig ‘op de plaats worden gezet’ door mijn moeder is iets dat ik zal blijven koesteren.

Het liet iets zien van haar scherpe, onderzoekende geest, die ik zeker ook in mijzelf herken.

De ‘goedmaker’ tussen ons was vaak dat ik haar neus ‘boopte’. Dat doe je ook bij kinderen: met geluid op de neus drukken met de wijsvinger en daar iets bij zeggen zoals, ‘er zit een toeter in je neus’.

Nee, een klein kind was mijn moeder al lang niet meer. Maar zelfs op oudere leeftijd was zij bereid om zich in te zetten voor kinderen.

Toen Winie en ik het gezinshuis runde, heeft mijn moeder een keer een week lang zorg gedragen voor haar kleinkinderen en onze pleegtieners, 4 in totaal, omdat Winie was uitgeschakeld na een operatie.

Ondernemend: ook dat was mijn moeder.

Kinderen en ouders. Bij leven en sterven kom je daar niet los van. Mijn oudste zus, levenloos geboren, heb ik natuurlijk nooit gekend.

Maar: de Ene kent de zijnen, ook als die gestorven zijn. Dat is iets dat wij, van ver, maar moeilijk kunnen bevatten. Voor mijn moeder is nu alles anders. Zij leeft in het licht van de Eeuwige, omdat Hij ons, en haar, en haar oudste dochter alles overstijgend liefheeft.”