De samenleving transformeren, ombouwen, of preciezer, op z’n kop zetten. Klassiek de taak van samenzweerders.

Maar, samenzweerders hebben we niet meer nodig, zoals wij zullen zien. (Voor meer achtergrond zie voorgaande verhalen één.) Nu worden ideeën om een land of de hele wereld ‘om te bouwen’ openlijk bediscussieerd en gepubliceerd.

Anders gezegd, er wordt door de vele ‘duurzame’ en andere ‘experts’ met gedeelde wereldbeelden er op los gefantaseerd over onze toekomst.

Natuurlijk met heel veel ‘wetenschap’. Wat hen betreft ligt Utopia in het nabije verschiet, als we maar ‘groen genoeg doen’ en heel veel samenwerken.

Ik neem nogmaals ter hand als voorbeeld (nadruk toegevoegd):

“Nederland staat voor diverse langetermijnopgaven waarvoor nú beleid nodig is om stráks de doelen te kunnen halen. De klimaatopgave, de landbouwopgave, de omslag naar een circulaire economie en een toegankelijke en duurzame woningvoorraad gaan alle gepaard met ingrijpende transities. Deze zijn te begrijpen als structurele maatschappelijke veranderingen die het resultaat zijn van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen op het gebied van economie, cultuur, technologie, instituties, en natuur en milieu (PBL 2014). Het duurzaam vernieuwen van Nederland vergt dus grote aanpassingen in de samenleving en is een proces van lange adem.”

Van meer recente datum is de HJ Schoo lezing van de directeur van De Nederlandse Bank Klaas Knot. Zijn verhaal met de titel “Samen sterker uit de crisis” bevat onder andere het volgende (nadruk toegevoegd):

“Alles bij elkaar zie ik de route naar een sterkere muntunie als volgt voor me. Europese overheden die investeren in duurzame groei, individueel en wanneer nodig gezamenlijk. Onder nauwere afstemming van het economische beleid.

Die afstemming impliceert wederkerigheid. Een eerlijke rolverdeling met rechten en plichten. Dat betekent dat we nationale bewegingsvrijheid inleveren. Dat is nogal wat, dat realiseer ik me terdege. Er is geen land dat lichtvaardig soevereiniteit opgeeft. Daar is moed voor nodig. Wat krijgen we daarvoor terug? Het vooruitzicht op een stabielere en welvarender muntunie, waar alle landen delen in de lusten en de lasten. En waar de balans tussen die lusten en lasten voor alle landen positief is. Zodat de sfeer niet wordt verziekt door discussies over wie de zwaarste lasten tilt. En waardoor in en voor Europa meer goodwill ontstaat, wat het weer gemakkelijker maakt om samen de grote uitdagingen van deze tijd het hoofd te bieden. Kortom, welbegrepen eigenbelang.

Er zullen mensen zijn die zeggen: nog meer Europese integratie? Nu? Daar is toch helemaal geen draagvlak voor? Tegen die mensen zeg ik dit. We kunnen er ook voor kiezen om het niet te doen, geen verdere Europese integratie en geen verdere risicodeling. Dat kan, zeker. Maar daar betalen we een prijs voor. Die prijs bestaat uit groeiende economische ongelijkheid tussen de eurolanden, meer schuldencrises, meer noodsteun, en een lagere welvaart. Dan zal de euro op termijn niet houdbaar blijken. En die prijs zal naar ik vrees opnieuw betaald worden door de gewone mensen. De mensen waar de naamgever van deze lezing zo mee begaan was.”

En nu COVID-19, dat weer aanleiding is voor regeringen om hard in te grijpen met het beperken van het uitgaansleven, verbieden van grote evenementen, het invoeren van restricties op reizen, boetes op het overtreden van quarantaineregels, en ga zo maar door.

De prangende vraag is welk doel of doelen met al die maatregelen gediend is/zijn.

Het in stand houden van het zorgsysteem? Voorkómen dat de IC’s vollopen? Minder COVID-19 patiënten? Voorkomen van het verspreiden van het virus? Beschermen van ouderen? Wat precies? Mark Rutte zegt er dit over:

“Het reproductiegetal staat inmiddels op 1,4. Ook dat is niet zo hoog als in het voorjaar, maar dat is wel zo hoog dat als je de trend niet zou kunnen buigen, dat je binnen een week steeds een verdubbeling hebt van het aantal besmettingen. Binnen een week een verdubbeling van het aantal besmettingen. … Het betekent dat je bij een niveau van 2.000 zo mogelijk over een week op 4.000 besmettingen zit. Dat zijn gewoon de feiten. Nou om dat te buigen, die trend, is het nodig om echt te kijken ook met de regio’s samen: wat is meer nodig?”

Het doel van de Nederlandse regering lijkt dus te zijn de suppressie (onderdrukking) van de verspreiding van het virus. Wacht even …

Allereerst: áls ons wordt voorgehouden dat de aanpak van de Nederlandse regering zou ‘werken’, is dat niet-terzake. Want, de kwestie is namelijk of en in hoeverre de volksgezondheid met deze strategie wordt gediend of niet!

Zaken die niet worden geadresseerd met de huidige COVID-19 maatregelen maar wel direct te maken hebben met volksgezondheid zijn bijvoorbeeld:

  • de (on)mogelijkheden tot werken en opbouwen van pensioen;
  • de gezondheid van mensen los van COVID-19 (uitstellen of vermijden van medische zorg);
  • de psychologische impact op mensen (bijvoorbeeld door het beleidsmatig cultiveren van angst);
  • de impact op het onderwijs aan kinderen en jongeren op alle niveaus (online lesgeven is geen alternatief);
  • de politieke en sociaal-maatschappelijke stabiliteit van landen;
  • de ethische toelaatbaarheid van gekozen maatregelen, zoals het inperken of onmogelijk maken van het fundamentele recht op werk waardoor het levensonderhoud van mensen wordt bedreigd of zelfs ondermijnd;
  • enzovoort …

Wetenschappelijke kennis van virussen of epidemiologie kan geen enkel inzicht geven in deze en vele andere kwesties.

Dus, de vraag in hoeverre de huidige Nederlandse COVID-19 aanpak volksgezondheid op het oog heeft kan dus beantwoord worden met een oorverdovend NEE. Maar daarmee zijn we er nog niet.

De politiek-bestuurlijke kortzichtigheid in deze COVID-19 pandemie, roept ook totaal andere vragen op die te maken hebben met de ‘bijeffecten’ van genomen maatregelen.

Om daar inzicht in te krijgen is het nuttig het boek van James Ferguson The Anti-Politics Machine: “Development,” Depoliticization and Bureaucratic Power in Lesotho uit 1994 erbij te pakken.

Ferguson beschrijft in dit boek hoe internationale ontwikkelingsorganisaties jarenlang ‘hulp’ boden aan Lesotho, zonder enig positief resultaat:

“The purpose of this aid is to alleviate poverty, to increase economic output, and to reduce “dependence” on South Africa. Its dispersal has given rise to a substantial “development” industry in Lesotho, employing expatriate consultants and “experts” by the hundreds, and churning out plans, programs, and, most of all, paper, at an astonishing rate. …

Again and again development projects in Lesotho are launched, and again and again they fail; but no matter how many times this happens there always seems to be someone ready to try again with yet another project. For the “development” industry in Lesotho, “failure” appears to be the norm.”

Dit is wellicht voor velen niet verbazingwekkend. We weten al sinds het einde van WO II dat ontwikkelingshulp zelden beoogde effecten sorteert. Zoals Peter Bauer al in 1974(!) opmerkte in zijn Foreign Aid, Forever? Critical Reflections on a Myth of Our Time:

“Aid is clearly not necessary for progress, nor is it sufficient. If the personal and social conditions of material progress (capacities, motivations, mores, and institutions) are not present, aid will be ineffective. What holds back many poor coun- tries is the people who live there, including their governments. A society which cannot develop without external gifts is altogether unlikely to do so with them.”

Maar: mislukkingen zijn niet zomaar mislukkingen.

Het ontwikkelingshulp instrumentarium dat in Lesotho werd toegepast verminderde de armoede niet, zoals Ferguson observeert, maar vergrootte wel de bureacratische macht van de ’s lands heersende elite.

In de Thaba-Tseka regio, waar Ferguson onderzoek heeft gedaan, waren namelijk rebellerende groepen actief waar de regering van Lesotho geen grip op had.

De van nature non-politieke (depolitiserende) kwaliteiten van ‘ontwikkelingshulp’ en ‘armoedebestrijding’, geleverd door het buitenland, gaf de centrale regering de mogelijkheid om een geheel andere strategisch-politiek doel na te streven.

En wel deze: macht over de Thaba-Tseka regio.

Dat is de anti-politiek machine van Ferguson: instrumenteel gebruik maken van de sterk depolitiserende (apolitieke) ontwikkelingshulp ten behoeve van strategisch politieke doeleinden.

Mijns inziens zien we de anti-politiek machine nu ook aan het werk in de COVID-19 pandemie en de manieren waarop regeringen daarmee omgaan. Onder de noemer van technische ingrepen om COVID-19 onder controle te krijgen, wordt in landen zoals Nederland (misschien willens en wetens; misschien ook niet) centralistische politiek bedreven:

  1. Surveillance van gedrag van mensen via bijvoorbeeld mobiel dataverkeer;
  2. Boetesystemen om mensen die opgeschorte grondrechten ‘overtreden’ te bestraffen, zoals in de UK;
  3. Toenemende aantallen mensen en bedrijven afhankelijk maken van Staatssteun door bepaalde sectoren ‘op slot’ te doen ‘vanwege corona’;
  4. Het kweken van een angstcultuur rondom COVID-19 waardoor burgers geïsoleerder, zwakker en daarmee mogelijk afhankelijker worden van de Staat;
  5. Adviezen betrekken van een smal en select gezelschap binnen rijksinstituten (zoals het RIVM) onder de noemer van ‘wij doen wat de wetenschap zegt’;

Samengevat: de COVID-19 anti-politiek machine ‘verwerkt’ politiek gewenste ontwikkelingen van een in hoofdzaak centralistische aard tot ‘onschuldige’ apolitiek lijkende technische ingrepen om ‘mensen te beschermen tegen het virus’.

Scherper gesteld: de huidige aanpak van COVID-19 is aan te merken als het witwassen van centralistische politiek.

Dat brengt mij terug bij het begin.

De vraag die velen stellen is of we met de COVID-19 aanpak van de Nederlandse en andere regeringen te maken hebben met een ‘samenzwering’ om dwangmatig de ‘betere’, ‘veiliger’, politiek gewenste wereld in het leven te roepen?

Antwoord: NEE, natuurlijk niet! Zoals ik deze blogpost begon, complotten zijn volstrekt overbodig in deze crisis en wat daarna komt. Er wordt openlijk gespeculeerd over het “duurzaam vernieuwen van Nederland” dat “grote aanpassingen in de samenleving” vraagt in “een proces van lange adem”.

Dat ‘duurzame experts’ zelfs de ‘voordelen’ van lockdowns voor de bühne brengen is een andere indicatie van de omarming van centralistische (lees: socialistische) politiek met het oog op de dwingend ‘betere samenleving’.

Knot is daar eveneens niet onduidelijk over in zijn HJ Schoo lezing. In zijn enthousiasme voor Europa (of is het wellicht een dreigement?) begaat hij de elementaire drogreden van het valse dilemma.

Met een vals dilemma, zoals Knot nogal onnadenkend voorlegt, wordt ten onrechte een of/of-situatie geclaimd, terwijl er in feite op z’n minst één ander alternatief mogelijk is, en natuurlijk vrijwel altijd meerdere.

De toekomst van Europa kent helemaal niet alleen maar twee mogelijkheden: de door Knot gewenste centralistische toekomst die ‘beter voor ons is’ of het behoud van de soevereine natiestaat die uiteindelijk zal leiden, volgens Knot, tot een “lagere welvaart”.

De toekomst is veelzijdig, en wordt niet alleen maar bepaald door menselijke beslissingen. De COVID-19 crisis is daar wel hét meest recente voorbeeld van.

Eén ding dat we wel zeker weten is dat Utopias van allerlei pluimage altijd eindigen in een nachtmerrie. Daarvoor zijn helaas te veel waarheidsmakers voorhanden. Helaas is die historische kennis niet besteed aan de vele experts die ons dagelijks leven zo graag willen bepalen.