“Never let a crisis go to waste.” Inderdaad. De adviezen voor ‘na de corona crisis’ vliegen ons om de oren, en staan bol van ronkende taal. En die taal doet me aan iets denken.

Neem nu de PBL- policy brief van 28 juni jl. Van Coronacrisis naar Duurzaam Herstel. Wat een wijdse vergezichten, wat een adembenemende veranderingen worden ons in het vooruitzicht gesteld (nadruk toegevoegd):

“Het doel dat we beogen is tweeledig. Allereerst willen we bij het kabinet het belang agenderen van een nationaal herstelbeleid in samenhang met het korte termijn crisisbeleid. Daarnaast willen we bij beleidsmakers en bestuurders kennis en inzicht vergroten om in de besluitvorming over het herstelbeleid de leefomgevingsopgaven (tegengaan van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies en inefficiënt grondstoffengebruik) mee te nemen. …

Nederland staat voor diverse langetermijnopgaven waarvoor nú beleid nodig is om stráks de doelen te kunnen halen. De klimaatopgave, de landbouwopgave, de omslag naar een circulaire economie en een toegankelijke en duurzame woningvoorraad gaan alle gepaard met ingrijpende transities (PBL 2018). Deze zijn te begrijpen als structurele maatschappelijke veranderingen die het resultaat zijn van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen op het gebied van economie, cultuur, technologie, instituties, en natuur en milieu (PBL 2014). Het duurzaam vernieuwen van Nederland vergt dus grote aanpassingen in de samenleving en is een proces van lange adem.”

Al lezend door deze policy-brief kristalliseerde in mij de volgende gedachte: in alle onzekerheid van de corona crisis gaan wij heldhaftig diezelfde onzekerheid systematisch te lijf. Met wat precies?

Een volledige herstructurering van de samenleving -economie, cultuur, technologie, natuur, milieu!

Hmmm. Welke richting wijzen al die voorstellen uit? Het ligt voor de hand: socialisme!

Wat is dat, socialisme? Ik laat James R. Otteson aan het woord die in The End of Socialism met grote precisie een en ander uitlegt:

“Socialism’s traditional definition is the public ownership of the means of production. That definition reflected the central method for achieving socialism’s goals at a time—late nineteenth and early twentieth centuries—when “means of production” were almost exclusively things like factories and land. Owning them enabled the reorganization of society’s political economy in the service of socialism’s ends.”

Socialisme is het publiek eigendom maken van alle private productiecapaciteit -grondbezit van boeren; fabrieken van eigenaren.

Maar dat lijkt wellicht wat ver af te staan van onze 21ste eeuwse wereld. Socialisme heeft dus een bredere toepasbare definitie nodig voor onze tijd (nadruk toegevoegd):

“Rather than owning the means of production outright, it now typically proposes to regulate, canalize, or “nudge” people’s behavior and redistribute portions of their productive output in preferred directions. The principal values that motivate socialism have been—and remain—equality, community, and fairness (properly defined, of course).”

Dus: om gelijkheid, communiteit en rechtvaardigheid te realiseren, behoren we te reguleren, kanaliseren, en het gedrag van mensen aan te moedigen richting gewenste doelen. Een kleine moderne definitie van het socialisme van nu.

Wat is er nodig om socialisme te realiseren? Centrale regie. Preciezer: centraal georganiseerde politiek-economische ‘decision making’.

En dat is nu exact datgene wat het PBL, naast andere adviesraden maar ook de Europese Commissie -de Groene Deal, weet u nog?- pogen te doen.

De vraag brandt, neem ik aan, op menige lippen: wat is daar zo erg aan, socialisme? Wat kan er tegen gelijkheid, communiteit en rechtvaardigheid zijn?

Niets natuurlijk, is het overheersende antwoord. Echter, de eco-socialistische wensen zijn bepaald niet kinderachtig, zoals blijkt uit The Rise of the Green Left: Inside the Worldwide Ecosocialist Movement:

“Ecosocialism involves a revolutionary social transformation, which will imply the limitation of growth and the transformation of needs by a profound shift away from quantitative and toward qualitative economic criteria, an emphasis on use-value instead of exchange-value.

These aims require both democratic decision-making in the economic sphere, enabling society to collectively define its goals of investment and production, and the collectivization of the means of production. Only collective decision-making and ownership of production can offer the longer-term perspective that is necessary for the balance and sustainability of our social and natural systems.

The rejection of productivism and the shift away from quantitative and toward qualitative economic criteria involve rethinking the nature and goals of production and economic activity in general. Essential creative, non-productive and reproductive human activities, such as householding, child-rearing, care, child and adult education, and the arts, will be key values in an ecosocialist economy.”

Vergelijk deze ronkende eco-socialistische taal eens met de introductie van de PBL policy brief (naast de bovenstaande quote uit hetzelfde document):

“Op 28 mei van dit jaar brachten de drie planbureaus in samenwerking met het RIVM een briefadvies uit, met als titel Covid-19 Aandachtspunten voor een herstelbeleid (SCP et al. 2020). Kern van dat advies is om bij het vormgeven van het herstelbeleid – dat het kabinet momenteel aan het voorbereiden is –, uit te gaan van een breed wel- vaartsprincipe. Gezondheid en economie zijn immers belangrijk, maar het gaat ook om andere zaken die mensen belangrijk vinden: onderwijs, veiligheid, de toegankelijkheid van voorzieningen, sociale gelijkheid en de kwaliteit van de leefomgeving.”

Het PBL kiest dus duidelijk voor de eco-socialistische toekomst van Nederland, natuurlijk zonder deze te gepolitiseerde terminologie te hanteren.

Het centraliseren van het gehele sociaal-economisch leven -lees de PBL policy brief maar eens goed door- wordt als ‘bittere noodzaak’ geacht vanwege klimaatverandering, biodiversiteitsverlies, stikstofbelasting, en zo verder.

Het (eco)socialisme gaat er daarbij vanuit dat alle kennis die nodig is om “structurele maatschappelijke veranderingen die het resultaat zijn van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen op het gebied van economie, cultuur, technologie, instituties, en natuur en milieu” te realiseren, daadwerkelijk kan worden opgediept uit de werkelijkheid.

Deze ondemocratische centraliserende poging, die onomwonden wordt gepropageerd door de PBLen van deze wereld, slaat echter stuk op het aambeeld van de werkelijkheid.

De fundamentele vraag is namelijk: hoe kunnen we al dat ‘socialistisch moois’, in de moderne ecologische variant, feitelijk realiseren?

Dit is de crux die als sinds het begin van het socialistische gedachtegoed onbeantwoord is gebleven en structureel wordt ontweken.

Leonard Reed, in zijn I Pencil, geeft op deze ‘socialistische vraag’ een antwoord die niemand wil horen (nadruk toegevoegd):

“I am a lead pencil—the ordinary wooden pencil familiar to all boys and girls and adults who can read and write. …

I, Pencil, simple though I appear to be, merit your wonder and awe, a claim I shall attempt to prove. …

Simple? Yet, not a single person on the face of this earth knows how to make me. …”

Niemand weet hoe een potlood tot stand komt! En dat bedoelt Reed niet metaforisch!

Waarom? Hout, verf en de stift in het midden, komen voort uit materialen en processen die de hele wereld omspannen en letterlijk niemand kan overzien. Een klein extract:

My family tree begins with what in fact is a tree, a cedar of straight grain that grows in Northern California and Oregon. Now contemplate all the saws and trucks and rope and the countless other gear used in harvesting and carting the cedar logs to the railroad siding. Think of all the persons and the numberless skills that went into their fabrication: the mining of ore, the making of steel and its refinement into saws, axes, motors; the growing of hemp and bringing it through all the stages to heavy and strong rope; the logging camps with their beds and mess halls, the cookery and the raising of all the foods. Why, untold thousands of persons had a hand in every cup of coffee the loggers drink!

The logs are shipped to a mill in San Leandro, California. Can you imagine the individuals who make flat cars and rails and railroad engines and who construct and install the communication systems incidental thereto? These legions are among my antecedents.

Consider the millwork in San Leandro. The cedar logs are cut into small, pencil-length slats less than one-fourth of an inch in thickness. These are kiln dried and then tinted for the same reason women put rouge on their faces. People prefer that I look pretty, not a pallid white. The slats are waxed and kiln dried again. How many skills went into the making of the tint and the kilns, into supplying the heat, the light and power, the belts, motors, and all the other things a mill requires? Sweepers in the mill among my ancestors? Yes, and included are the men who poured the concrete for the dam of a Pacific Gas & Electric Company hydroplant which supplies the mill’s power!"

De analyse van Reed laat zien dat het onmogelijk is de samenbindende factoren, processen, mensen, kennis, materialen enzovoort, in kaart te brengen die te maken hebben met de productie van een ‘allersimpelst’ product -een potlood.

Het (eco)-socialistisch perspectief echter poogt de vraag van Reed wél positief te beantwoorden, omdat dat ‘moet’, hoewel het niet kan. Dat is het spanningsveld waarin we nu leven.

De druk vanuit het ‘expertdom’ om grootschalige sociaal-economische en maatschappelijke hervormingen door te voeren, op in essentie ondemocratische wijze, lijkt steeds meer toe te nemen.

En dat geeft te denken. Het roept, bij mij in ieder geval, een aantal vragen op die ik hieronder zal samenvatten in een aantal ‘projecties’ (een geliefde term bij de PBLen van deze wereld):

  1. De ‘benodigde’ sociaal-economische en maatschappelijke hervormingen zullen onhaalbaar blijken te zijn (hout-bijstook kolencentrales anyone?).
  2. Die onhaalbaarheid wordt gezien als een uitdaging om nog meer gecentraliseerd beleid te ontwikkelen en te implementeren.
  3. Economische achteruitgang als gevolg van voorgesteld beleid wordt als duurzame milieuwinst gezien.
  4. Groeiend maatschappelijk verzet tegen steeds verdergaande sociaal-economische en maatschappelijke hervormingen wordt beschouwd als een expert-uitdaging om mensen steeds dwingender te overtuigen van het eco-socialistisch gelijk.
  5. De steeds meer zichtbare maatschappelijke schade als gevolg van de sociaal-economische en maatschappelijke hervormingen wordt op het conto geschreven van de eco-socialistische opponenten.
  6. Dat brengt de mogelijkheid van een groeiend ‘dictatoriale democratie’ naar (eco)socialistische snit steeds meer in beeld (zie de ‘corona wet').

Uiteraard zijn deze projecties geen noodzakelijkheid. Het dwingende karakter is echter ontegenzeggelijk aanwezig in het verhulde eco-socialistische perspectief dat wordt uitgedragen in de policy brief van het PBL.

Het feit dat het socialisme keer op keer faalt is van groot belang om deze voorgestelde route van het PBL met kracht van de hand te wijzen. Ik kom daar zeker op terug; ik ben nog ‘lang niet klaar’ met het socialistische gedachtegoed.

Afsluitend constateer ik dat het ‘expertdom’ niet de consequenties draagt van het zekere falen van de door hen voorgestelde en verstrekkende eco-socialistische plannen.

Dit punt is voor mij persoonlijk van grote betekenis juist omdat ik op een aantal terreinen veel kennis heb vergaard en daarmee, soms, als expert wordt gezien. Dat maakt mij nederig én oplettend. Daarom deze betekenisvolle waarschuwing van Otteson:

“The … reason that we should prefer individuals’ judgments about how to arrange their own time, talent, and treasure over the judgments of third parties, however expert, is because of the incentives involved. If I follow your proposed policy and it does not benefit me, or perhaps even harms me, on whom do the negative consequences fall? It is not on you; it is on me. But because you did not get that feedback, it may not incline you to correct, or even respond to, this consequence of your policy. I, on the other hand, who did suffer the negative consequence, would presumably respond to it, but since I am not making the decisions about the policy, my response has muted effectiveness.”

En met deze observatie komen we een eerste aanwijzing op het spoor van het diep immorele karakter van het socialisme. Voer voor meer …