Iedereen heeft het erover. Social media schreeuwen het je toe, kranten puilen uit, nieuwsberichten buitelen over elkaar heen. We moeten racisme stoppen. En wel nu! En wie kan het daarmee oneens zijn? Nou?

Ik in ieder geval niet (zeg ik schoorvoetend).

In de gezinshuistijd hebben mijn vrouw en ik kinderen ‘over de vloer’ gehad van allerlei ‘soorten en maten’. Ja, ik heb het hier over huidskleur, godsdienst, seksuele geaardheid en andere ‘karakteristieken’ waarmee we personen maar al te graag aanduiden, of erger, apart zetten, vernederen, uitsluiten.

Desalniettemin, het doel binnen het gezinshuis was steeds dezelfde: gezamenlijk, vanuit een veilige thuishaven, een poging wagen iets van het leven te herwinnen zodat zelfstandig, maar niet alleen, ergens in de wereld een thuis kan worden opgebouwd.

Voor sommigen is dat (tot op zekere hoogte) gelukt; anderen zijn zoekende. Toen dachten we nog niet zó na over racisme - breed gezien als uitsluiting/ vernedering van personen op grond van … vul maar in; nu des te meer.

Maar bij al die berichtgevingen en aansporingen om je uit te spreken tegen racisme blijf ik ongemak voelen. En wel hierom (Johannes 8):

“En des morgens vroeg was Hij weder aanwezig in de tempel, en al het volk kwam tot Hem en Hij zette Zich neder en leerde hen. En de schriftgeleerden en de Farizeeën brachten een vrouw, op overspel betrapt, en zij stelden haar in het midden en zeiden tot Hem: Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt bij het plegen van overspel; en in de wet heeft Mozes ons bevolen zulken te stenigen; Gij dan, wat zegt Gij? En dit zeiden zij om Hem in verzoeking te brengen, opdat zij iets hadden om Hem aan te klagen. Maar Jezus bukte neder en schreef met de vinger op de grond. Doch toen zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op en zeide tot hen: Wie van u zonder zonde is, werpe het eerst een steen naar haar. En weer bukte Hij neder en schreef op de grond. Maar toen zij dit hoorden, gingen zij één voor één weg, te beginnen bij de oudsten, en zij lieten Jezus alleen en de vrouw in het midden. En Jezus richtte Zich op en zeide tot haar: Vrouw, waar zijn zij? Heeft niemand u veroordeeld? En zij zeide: Niemand, Here. En Jezus zeide: Ook Ik veroordeel u niet. Ga heen, zondig van nu af niet meer!”

Wat heeft dit verhaal met racisme te maken? Nou, een heleboel, maar wellicht anders dan de lezer zich wellicht voorstelt. Dat vraagt een beetje uitleg, exegese met een duur woord.

Jezus gaat naar de tempel. Een gewone scene voor die tijd. Rabbis gaven onderwijs en deden pogingen godvruchtigheid bij de bevolking te stimuleren.

Het is de dag na het Loofhuttenfeest (Soekot; Johannes 7:37). De laatste dag van het feest heeft Jezus een statement gemaakt die raakt aan wat er in Jesaja 55:1-3 staat vermeld (zoek maar op). De religieuze machthebbers ‘were not amused’.

Nu komt Jezus wéér in de tempel, de achtste dag, vergelijkbaar met de Sabbat. Hij ging zitten; een teken dat hij een leraar is die respect afdwingt. De mensen gaan om hem heen staan.

Dan komen er wetsgeleerden aan met een vrouw, betrapt op overspel. De vraag moet gesteld worden: is Jezus het eens met de wetsgeleerden dat zij ter dood moet worden gebracht.

Een simpele vraag, maar er klopt iets niet. De man in het overspel verhaal ontbreekt, terwijl de wet zegt dat beide overspelplegers gestenigd behoren te worden (Leviticus 20:10).

Dat feit alleen al betekent dat de vrouw misbruikt wordt om Jezus in de val te lokken. De wetsgeleerden zijn in dit verhaal niet geïnteresseerd in het recht. Zij is niets anders dan een pion die kan worden opgeofferd voor het machtsspel tussen Jezus en de wetsgeleerden.

Wat zou Jezus' antwoord zijn?

Nu komt de omgeving in het spel. Deze gebeurtenis speelt zich af in het tempelcomplex van Jeruzalem, en niet alleen Joden van allerlei rangen en standen zijn ter plekke. Ook Romeinse soldaten zijn aanwezig om op dit soort grote religieuze festiviteiten de orde te bewaren.

Jezus lijkt tussen twee vuren te zitten. Als Hij de wet van Mozes bestendigt, zullen de Romeinen ingrijpen, want terdoodveroordeling is voor de Joden ten tijde van de overheersing niet zomaar toegestaan. Afgezien van de chaos die steniging zou veroorzaken.

Maar als Jezus de wet zou relativeren om arrestatie en mishandeling, of erger, te ontlopen, dan zou Hij als een lafaard worden bestempeld en gezichtsverlies lijden, naast het feit dat Hij de wet van Mozes niet serieus neemt.

En dat in een cultuur van eer en schaamte!

Dan gebeurt er iets vreemds. Jezus buigt zich voorover en schrijft ‘in het zand’. Wat doet hij hier?! Kenneth Bailey, theoloog en langdurig woonachtig geweest in het Midden-Oosten, zegt daarover het volgende in zijn Jesus through Middle Eastern Eyes (nadruk toegevoegd)

“Jesus' first response was to bend down and write with his finger in the dust. By doing this he made it clear to his accusers that he was not only familiar with the written law but also well versed in the developing oral interpretation of that law. He was saying, “I am not a country bumpkin. I know the law very well, and I also know current interpretation of it. This is a day that must be kept as a shabbot (sabbath) and you can see that I am strictly observing the appropriate rulings. I am writing in the dust and such writing is permissible.”

What does he write? Scholars have argued this question for centuries. I am convinced that he wrote, “death” or “kill her” or “stone her with stones.” His following words presuppose that he decreed the death penalty. He opted for a strict observance of the law of Moses.”

Dus, Jezus schrijft in het zand de wet van Mozes. En dat is tevens Zijn ‘heilige uitdaging’ aan het adres van de wetsgeleerden. Je zou het zelfs een bedreiging kunnen noemen: “Ik weet wat Ik doe; Ik weet wat jullie vragen. En nu heb Ik een vraag voor jullie.”

Bedenk dat in een menigte die zich keert tegen één persoon -de steniging van deze ene vrouw- de persoonlijk verantwoordelijkheid ‘verdwijnt’. ‘Ik was het niet!!’, om vervolgens met de beschuldigde vinger naar iemand anders te wijzen.

Met Zijn, tot spreekwoord verheven, opmerking ‘wie zonder zonde is werpe de eerste steen’ maakt Jezus de wet persoonlijk. Hij vraagt van iedereen persoonlijk om verantwoordelijkheid te nemen voor de steniging van de vrouw.

Jezus is bereid om te worden gearresteerd door de Romeinen als de vrouw wordt gestenigd en vraagt ieder individueel om die arrestatie eveneens te ondergaan. Voor de wet is Jezus dus bereid de gevangenis in te gaan en vraagt hetzelfde van ieder ander in de menigte.

Maar dat is niet alles.

Zoals gezegd, we moeten dit alles verstaan vanuit eer en schaamte. Iedereen probeert schaamte te vermijden en eervol te handelen. Als iemand op de overbekende vraag van Jezus naar voren treedt en zegt dat zij/hij zonder zonde - zuiver - is, dan zal diegene schande op zich laden. Immers Jesaja 53:6 zegt: “Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, …"

Of wat dacht je van Prediker 7:20: “Want niemand op aarde is zo rechtvaardig, dat hij goed doet zonder te zondigen.” (Deze oude literatuur getuigt toch van meer wijsheid dan een boek dat beweert dat de meeste mensen deugen.)

Met deze teksten in het achterhoofd, die elke schriftgeleerde kon citeren, maakt Jezus het onmogelijk voor iedereen in de menigte een steen op te pakken en de vrouw ter dood te brengen.

Hij kaatst de wet terug en maakt de wet diep persoonlijk. Jezus ontmantelt de menigte en spreekt iedereen persoonlijk aan op haar/zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van de wet.

(Voor alle duidelijkheid, dit is de wet: “… gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht. Het tweede is dit: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.")

Jezus draait dus het hele verhaal om: niet Hij staat onder druk van de wet maar de wetsgeleerden die een poging hebben gewaagd Hem onder druk te zetten.

En Hij buigt zich opnieuw naar de grond en schrijft. Een mooi en bijzonder gebaar. Hij heeft zijn opponenten beledigd, niet opzettelijk maar met de wet in de hand, en wil hen beschermen tegen die belediging door weg te kijken.

Kortom: als iemand iemand anders beschuldigt van wat dan ook, dan zal de beschuldiger zeker van haar/zijn zaak moeten zijn dat zij/hij zuiver van hart en handen is. En Wie kan dat werkelijk beweren??

Die zelfreflectie en nederigheid is keihard nodig in het debat over racisme, uitsluiting en wat dies meer zij.

Wij echter zijn de schaamte voorbij en klagen schaamteloos anderen aan voor een gebrek aan zuiverheid in dit discours. Daarmee ontwijken we, of ontkennen we zelfs, onze eigen onzuiverheid (zonde blijft een goed woord hiervoor) en ons eigen gebrek.

Als we echt willen dat wij gezamenlijk uitsluiting en vernedering op grond van wat dan ook uitbannen in onze samenleving, dan is het begin daarvan vlakbij.

Dat begin ligt namelijk in onszelf. En dan begint het harde werk pas ….