Vaccins voor virale infecties. We hebben er een paar. Vooruit, laat ik de virale vaccins (met link) eens op een rijtje zetten (ja, van de WHO site; opsommen kan men soms prima):

Dengue; Hepatitis A; Hepatitis B; Hepatitis E; Human papillomavirus (HPV); Influenza; Japanese encephalitis; Measles; Mumps; Poliomyelitis; Rabies; Rotavirus; Rubella; Tick-borne encephalitis; Varicella; Yellow Fever.

Zoals ik eerder aangaf, vaccins hebben heel veel mensen heel veel goeds gebracht. Dus het streven naar een vaccin tegen het coronavirus is de meest logische reactie van de wetenschappelijk-medische gemeenschap. De verwachtingen zijn hooggespannen.

Tot op heden, echter, zijn er voor geen enkele van de coronavirussen vaccins ontwikkeld. En het lijkt er op dat dat voorlopig ook niet zal gebeuren voor SARS-CoV-2. (Maar wetenschappelijk onderzoek kan ons altijd verrassen!)

Het maken van vaccins is bepaald geen sinecure. De bedoeling is het immuunsysteem een handje te helpen tegen ziektes die een gevaar opleveren voor onze gezondheid. Een (sterk vereenvoudigd) plaatje van onze afweer ziet er zo uit:

Het aangeboren (innate) immuunsysteem begint binnen enkele uren al te werken tegen indringers maar is vrij algemeen en dus niet ingeregeld tegen specifieke ziekteverwekkers (pathogenen). Daar is het adaptieve immuunsysteem voor ingericht.

Dit adaptieve systeem heeft echter enkele dagen nodig om de pathogenen precies te herkennen en vervolgens op te ruimen.

Dat ‘leerproces’ kan dus versneld worden door alvast personen, voornamelijk jonge kinderen, ‘bloot te stellen’ door middel van een vaccin. Hoe gaat dat blootstellen in zijn werk? Het kan op vier manieren:

  1. verzwakte maar nog actieve pathogenen (bv mazelen, polio)
  2. geïnactiveerde pathogenen (bv pertussis aka kinkhoest)
  3. deeltjes van pathogenen - antigenen (bv hepatitis B)
  4. gifstoffen (toxines) van pathogenen (bv tetanus)

Het adaptieve immuunsysteem wordt bij vaccinatie aangezet om antilichamen aan te maken tegen het toegediende vaccin. (Een complex proces waarover vele boeken zijn geschreven. Volledigheid is hier niet aan de orde.)

Die antilichamen worden ook wel antistoffen genoemd of Immunoglobulinen (afgekort Ig). Dat zijn eiwitten die reageren met specifieke antigenen van ziekteverwekkers.

Een antigeen is een molecuul (of een deel daarvan) aan de buitenkant van een pathogeen dat in staat is een reactie van het afweersysteem op te wekken. Resultaat? Antilichamen dus:

Die antilichamen worden geproduceerd door B cellen, die deels ook ontwikkelen tot geheugencellen (via de helper T-cellen), die de antilichamen ‘bewaren’ voor een volgende infectie van hetzelfde type.

En dat is precies wat je nodig hebt bij een succesvolle vaccinatie. Geheugen B cellen kunnen namelijk lang aanwezig blijven om bij een volgende infectie meteen de juiste antilichamen te leveren om het pathogeen te tackelen.

Antilichamen kunnen op verschillende manieren pathogenen aanpakken, met als gevolg dat de ziekteverwekkers door het immuunsysteem worden vernietigd:

Maar ons immuunsysteem kan ook de mist in gaan. Een toenemend aantal artikelen bespreken het probleem van immune enhancement: door vaccinatie of een eerste (milde) infectie wordt bij herinfectie de patient juist heel erg ziek in plaats van dat het virus snel wordt opgeruimd (wat je zou verwachten).

Er zijn een aantal mechanismen voorgesteld waarom dat het geval is. Eén van die mechanismen wordt ADE genoemd: Antibody-Dependent Enhancement. Dit fenomeen is waargenomen bij onder andere dengue. Zoals Peeples beschrijven:

“If a person is infected with one of dengue’s four serotypes, their immune system should confer lifelong protection against that serotype. But as researchers have discovered, if that person is later infected by a different dengue serotype, then they can develop a severe and potentially deadly illness. In fact, according to one study in the 1980s, more severe responses were found to be 15 to 80 times more likely in secondary dengue infections than in primary infections. Instead of the antibodies neutralizing encountered dengue viral proteins, they enhance uptake of the virus. The back end of the antibody binds to macrophages, a type of white blood cell, and helps the virus enter those cells and accelerate viral replication.”

Ook voor coronavirussen bestaat de verdenking (1,2) dat bij een besmetting ADE kan optreden. Sommige patiënten kunnen vervolgens ernstig ziek worden door een cytokine storm (het op hol slaan van het immuunsysteem):

Het feit dat antilichamen niet altijd goed ‘aansluiten’ op de antigenen van virussen, komt omdat de antigenen kunnen veranderen. Dit heet antigene drift. Dit is waargenomen bij SARS-CoV-2 en andere coronavirussen. En er zijn nog andere mechanismen die vaccinatie ontwikkeling kunnen bemoeilijken.

Dat brengt mij afsluitend bij de opmerkingen van minister Hugo de Jonge in zijn recente kamerbrief COVID-19 Update stand van zaken. Hij stelt daarin onder andere het volgende:

“Voor de laatste stap, de massale evenementen met een landelijke uitstraling, kunnen we nog geen datum noemen. Dat kan eigenlijk pas weer als er een vaccin is en niemand weet hoe lang dat gaat duren. We hopen natuurlijk op snel, maar een jaar of langer is heel reëel.”

De opmerking dat een vaccin nog wel even op zich laat wachten is een open deur. Maar dat de ontwikkeling van een effectief en veilig SARS-CoV-2 vaccin wel eens helemaal niet zou kunnen lukken mag blijkbaar niet hardop gezegd worden.

Vaccins maken is gewoonweg niet altijd mogelijk. De afgelopen 50 jaar heeft men tevergeefs gewerkt aan een vaccin tegen het Respiratory Syncytial Virus (RSV). Hopelijk blijft de regel gelden: wat niet is kan nog komen.

Neemt niet weg dat het Amsterdam Dance Event -ADE- wel eens in de wielen gereden zou kunnen worden door ADE. (Maar bedenk dat meer dan 80% van de besmette personen nauwelijks ziek worden van dit coronavirus!)

Kortom: de idee dat we maatschappelijk weer helemaal ‘aan de slag kunnen’ als er een vaccin is, is een gevaarlijke illusie. Therapieën om ernstig zieke coronapatiënten te behandelen zijn en blijven hard nodig.

Hopelijk ziet binnenkort een studie van een illuster onderzoeksgezelschap (waaronder mijn zoon) het licht die daaraan kan bijdragen.