Afijn. De verleiding van sommige academici om ‘het moment te pakken’ is blijkbaar te groot. De virologen, intensivisten, immunologen en dergelijke staan nu in de spotlights van media en politiek en dat is blijkbaar jaloersmakend.

Voilà: daar verschijnt een manifest ondertekend door maar lieft 170 academici: We kunnen Nederland radicaal duurzamer en eerlijker maken: vijf voorstellen voor Nederland na Corona. Oh ja, de werkgroep voetafdruk Nederland heeft ook de virtuele handtekening gezet. Nooit gehoord van die club (dat zegt niets natuurlijk) maar ‘never let a good crisis go to waste’.

En wat zijn deze adembenemende voorstellen (ik kort één en ander een beetje in):

  1. Sommige sectoren moeten verdwijnen, want niet duurzaam zoals de “olie-, gas-, mijnbouw-, en reclamesectoren” “gegeven hun fundamentele gebrek aan duurzaamheid of hun rol in het aanjagen van overmatige consumptie”;
  2. Economisch herverdeling met een basisinkomen, een forse progressieve belasting op inkomen, winst en vermogen en dergelijke;
  3. Circulaire landbouw;
  4. Minder consumeren en reizen;
  5. Kwijtschelden van schulden.

Als ik al niet astmatisch was dan zou ik van deze voorstellen alléén al nauwelijks lucht uit mijn longen kunnen krijgen.

Wat deze 170 intellectuelen ons voorleggen is niets anders dan een gewelddadige omvorming van de samenleving. De reden?: doen we dat niet, dan sloopt klimaatverandering ons straks zoals SARS-CoV-2 ons nu sloopt. Althans dat willen ze ons doen geloven. Want: wetenschap (of zoiets).

Wat is dat toch met intellectuelen? Wat drijft hen om ons de onmeetbaar betere samenleving, die nooit gerealiseerd kan worden zonder of met geweld, keer op keer voor te spiegelen?

Paul Hollander heeft daarover een meesterwerk geschreven: Political Pilgrims: Western Intellectuals in Search of the Good Society. Ik zal gebruik maken van zijn zeer leesbaar werk om dit manifest te ontrafelen.

Allereerst is het zo dat geen van de ondertekenaars behoort tot de sociaal-economisch gemarginaliseerden. Sterker: allen hebben een goede baan en een stabiel universitair inkomen dat onafhankelijk is van de feitelijke staat van de economie.

Groei of krimp, het universitair inkomen is gegarandeerd (min of meer) met op z’n minst een inflatiecorrectie en/of een CAO-loonsverhoging op z’n tijd.

Dus de impact voor heel veel burgers in Nederland van de door hen gedane voorstellen treft de intellectuelen in het geheel niet. Men verklaart ex cathedra andermans baan overbodig en blijft zelf moedig buiten schot.

Ten tweede. Waarom zoveel ongeduld? Natuurlijk! Acute klimaatverandering. Een nauwelijks indrukwekkend argument. Nu zien en ervaren we een echte en tastbare bedreiging van lijf, leden, samenleven, economie, volksgezondheid waar het catastrofale klimaatverandering narratief niet eens bij benadering in de buurt komt. Ook ‘straks’ niet.

(De genoemde extra 250.000 doden per jaar als gevolg van klimaatverandering is een volkomen fictief getal dat door modellen wordt geproduceerd en dat bedoeld is om bang te maken. Garbage in - garbage out, nog afgezien van de doodzonde van reïficatie, dat wil zeggen een abstract modellengetal concreet maken. De mensen die nu overlijden of overleden zijn aan COVID-19 zijn allerminst fictief!)

Maar er is meer. Zoals Eric Hansen in zijn Intellect and Power: Some Notes on the Intellectual as a Political Type opmerkt (nadruk toegevoegd):

“… the life-style of the intellectual is marked by a relative lack of concern (and even contempt) for the immediate, the practical, and the concrete. The intellectual tends to be ends-oriented. … This is marked by a highly generalized and undifferentiated view of reality made sensible through a fundamental mythopoeic attitude; the tendency to merge the real and the ideal; the tendency to personalize impersonal force.

Intellectuelen, zoals deze 170 ondertekenaars, verwarren dus realiteit en ideaal op grotesque schaal. De eigen leefwereld, waarvan ruimhartige wordt geprofiteerd, wordt desalniettemin het ‘negatieve ideaal’, het ‘tegenover’ van het gewenste en verlangde samenleven dat snel het levenslicht moet zien (nadruk toegevoegd):

“Als wetenschappers en betrokken burgers zijn wij overtuigd dat deze stappen zullen bijdragen aan meer duurzame en gelijkwaardige samenlevingen; samenlevingen die beter bestand zijn tegen de schokken en eventuele pandemieën die ons nog staan te wachten. Wat ons betreft is de vraag niet langer óf we deze stappen moeten zetten maar hóe we dat gaan doen.”

Het morele absolutisme van de gewenste (geëiste?) veranderingen -want oh zo gevaarlijke klimaatverandering- staat in schril contrast met een stuitend moreel relativisme ten aanzien van diegenen die maar moeten wennen aan een basisinkomen omdat hun activiteiten (werk) niet meer zou passen in de intellectueel-bedachte wereld. In haar Ideologies of Delayed Industrialization merkt Mary Matossian venijnig op (nadruk toegevoegd):

“Some intellectuals have a sentimental, patronizing, or contemptuous attitude toward the masses. … he looks up to “the people” and down on “the masses”.”

Ten derde. Gedane voorstellen van de 170 ondertekenaars zijn uiteindelijk onvoorstelbaar naïef, niet levensvatbaar en, zoals gezegd, gewelddadig. Wat vandaag nog acceptabel wordt geacht in het manifest, moet morgen wellicht het veld ruimen. En dat allemaal ten behoeve van het klimaat. Het is het dictatoriale ‘gelijk’ van de intellectueel.

Voor Hollander is een centraal thema van zijn analyse dan ook de contradictie tussen de intens kritische reflectie van de intellectueel op de huidige samenleving én de kritiekloze en schlemielige omarming van de eigen maatschappij-verbeterende voorstellen (p. 422):

“… or as Ernst Fisher, the German ex-communist, put it, “the length to which a man can go, who, though neither stupid nor vicious, deliberately ceases to see, to listen, to think critically … so as not to doubt the cause he serves …””

Anders geformuleerd, de gelijktijdigheid van moreel absolutisme én relativisme is in dit manifest pijnlijk zichtbaar. Maar: niets nieuws onder zon. Michael Polanyi -chemicus, filosoof- omschreef deze onhoudbare God-loze contradictie al zo’n vijf decennia geleden als morele omkering (moral inversion).

[Harry Prosch]( “Prosch. H. 1986. Michael Polanyi - A Critical Exposition. State University of New York Press, Albany.") noemt dit de duivelse tweeling van het ideaal van kennis als afstandelijk objectivisme -‘de feiten spreken voor zich’- en het ideaal van actie als moreel perfectionisme -‘alles moet nu anders, want … het klimaat stort in (of zoiets)’. Die morele omkering is opzichtig aanwezig in het manifest.

Want: de voorgestelde “duurzame en gelijkwaardige” (utopische) samenleving -actie als moreel perfectionisme- wordt afgezet tegen de objectiverend gepresenteerde kritiek op de huidige samenleving -“sectoren die radicaal moeten krimpen, gegeven hun fundamentele gebrek aan duurzaamheid of hun rol in het aanjagen van overmatige consumptie (zoals bijvoorbeeld de olie-, gas-, mijnbouw-, en reclamesectoren)”. Polanyi constateert dan ook dat:

“Though such a combination of … moral scepticism with … moral indignation is inconsistent, the two are in fact fused together by their joint attack on the same target. The result is a moral hatred of existing society and the alienation of the modern intellectual. …”

De chemicus-filosoof brengt ons via de morele omkering bij alienation -vervreemding- van de intellectueel van de samenleving, een ander belangrijk thema in Hollander’s werk. Die vervreemding kent onder andere een economische aspect zoals Alexander Riley opmerkt in zijn 2017-artikel On How and Why Intellectuals Deceive Themselves: A Paul Hollander Retrospective:

“The market forces that produce the reward structure of the institutions and organizations into which intellectuals are drawn for productive labor and careers determine that, while they are comparatively handsomely compensated and occupy positions of relatively high social status, there will nonetheless be social strata above them. The members of these strata have much less of … the cultural capital accruing to long years in educational institutions, yet they rank well above the intellectuals in status, economic resources, and political power. This provides the material basis for Nietzschean ressentiment, a nagging and powerful sense that the condition of the intellectuals is somehow unjust, that as a class they have been victimized by some morally impure enemy that must be relentlessly denigrated and despised.”

Botte economisch-financiële afgunst dus op diegenen die boven de intellectueel staan wat betreft geld en macht maar, natuurlijk, van ‘minder’ intellectuele statuur zijn.

Maar er is, wederom, meer. En dat is de religieuze leegte die, terecht, in de samenleving gevoeld wordt door de intellectueel. De Britse historicus [Elie Kedourie]( “Kedourie, E. 1982. Is ‘Neo-Conservativism’ Viable? Encounter, November: 24-30.") legt dit haarfijn bloot, gebruikmakend van het werk van Irving Kristol (nadruk toegevoegd):

“The real trouble [Kristol declares] is not sociological or economic at all. It is that the ‘middling’ nature of a bourgeois society falls short of corresponding adequately to the full range of man’s spiritual nature, which makes more than middling demands upon the universe, and demands more than middling answers. This weakness of bourgeois society has been highlighted by its intellectual critics from the very beginning. And it is this weakness that generates continual dissatisfaction, especially among those for whom material problems are no longer so urgent. They may speak about ‘equality’; they may even be obsessed with statistics and pseudo-statistics about equality; but it is a religious vacuum—a lack of meaning in their own lives, and the absence of a sense of larger purpose in their society—that terrifies them and provokes them to ‘alienation’ and unappeasable indignation. It is not too much to say that it is the death of God, not the emergence of any new social or economic trends, that haunts bourgeois society. And this problem is far beyond the competence of politics to cope with.”

Die vervreemding, tezamen met de morele minachting voor de huidige samenleving zoals die is, kan de intellectueel in alle (on)rust beleven en uitventen. Immers, de cruciale voorwaarde voor maatschappijkritiek is niet de gerapporteerde gebreken van de samenleving maar de ruimte om die kritiek publiekelijk te uiten zonder gevaar van verlies van lijf, leden of werk. Dit in tegenstelling tot diegenen die tot object van hun kritiek zijn verworden!

Afsluitend zou het daarom van wijsheid getuigen, juist met het oog op de vrijheid van meningsuiting en de ontologische herwaardering van mens en samenleving, dat het manifest (zoals elke vorm van spreken) wordt gewogen in het licht van de waarschuwing zoals vermeld in Lucas 6 (in de Naardense vertaling):

“Hoe ben jij bij machte tot je broeder te zeggen: broer, laat mij de splinter die in je oog zit weghalen, terwijl je zelf naar de balk in je eigen oog niet omkijkt! Oordeeloompje!, werp eerst de balk uit je eigen oog, en dán zul je scherp genoeg kijken om de splinter die in het oog van je broeder zit uit te werpen!”