De verloofde van mijn oudste zoon wees mij op dit boek: De Wereld Liefhebben - Over ecologische paniek en politieke ethiek van Roel Kuiper, die 12 jaar senator is geweest voor de ChristenUnie. Een pakkende titel met een wat matige omslag. Een wereldbol met handen. Niet bepaald origineel. Enfin, niet somberen maar lezen. En dan een boekbespreking schrijven.
Het lezen gaat vlotjes. Goed geschreven, interessant materiaal en de theologie wordt, zo gezegd, ‘in het zonnetje’ gezet. Oftewel, theologie doet er toe, zoals de analyses van Kuiper laten zien.
Wat probeert Kuiper voor het voetlicht te brengen? In ieder geval dit: het christendom kan kracht geven aan een nieuwe levensstijl, waarin mensen de wereld liefhebben. Dat klinkt veelbelovend, althans zo komt het op mij over.
Maar voordat dit wordt uitgewerkt begint Kuiper met de ‘ecologische paniek’ uit de ondertitel van zijn boek. Ik maak even gebruik van zijn opinie geplaatst in het RD (07-02-2020):
“Er waart een ondergangsstemming rond in de cultuur. Ik noem dat ecologische paniek. Dat is het besef dat de systemen die zorgen voor vitale verbindingen en het leven op aarde ondersteunen, uiteenrafelen en de wereld meesleuren in een negatieve spiraal.”
En waarom rafelen systemen uit elkaar? In diezelfde opinie zegt Kuiper het zo:
“De aarde kan het gedrag van mensen niet langer aan. De extremen maken dat duidelijk en worden zichtbaar in de klimaatcrisis. Achter deze ecologische extremen zitten extremen in menselijk gedrag. De klimaatcrisis is „de klop op de deur van onze beschaving” …. Ook op dit vlak wijzen de extremen ons op een meer omvattende crisis. Er zijn nieuwe vormen van onverdraagzaamheid, polarisatie, extreem geweld. Ook de samenleving bereikt een kantelpunt.”
Als liefhebber van films van het dystopische en utopische signatuur, kan ik bij deze woorden heel wat beelden oproepen: V for Vendetta (2006), The Road (2009), Watchmen (2009), Snowpiercer (2013), Interstellar (2014), The Lobster (2015), Blade Runner 2049 (2017) om maar een paar recente films te noemen.
Al deze films stralen dezelfde ‘ecologische paniek’ uit. Een (min of meer) goed gekozen woord van Kuiper, dat veel verder reikt dan ‘natuur en milieu’ en ook menselijke relaties omvat, of juist het ontbreken daarvan.
Kuiper pakt Isaiah Berlin er maar eens bij, terecht, om uit te leggen waartoe menselijke verhoudingen kunnen leiden in onze ‘autonomistische’ tijd. Berlin heeft het, kort gezegd, over (p. 72):
“… de ‘vrijheid van’ en de ‘vrijheid tot’. Enerzijds de vrijheid om te beslissen en te handelen binnen een eigen ruimte en anderzijds de vrijheid als autonome zelfbepaling. Die laatste vrijheid … acht Berlin het gevaarlijkste voor de samenleving. Zij kan ontaarden in een losgeslagen vrijheid die zichzelf viert. …”
Amen. Uit die autonome zelfbepaling, de mens in wezen als god, vloeit tal van onheil en onrecht voort, economische, ecologisch, sociaal, enzovoort. Nogmaals amen. En dat moet anders, vindt Kuiper.
De tijd die mijn vrouw en ik, samen met ons eigen kroost, doorbrachten met onze pleegkinderen in het gezinshuis onderstreept deze analyse alleen maar. Het je uitstrekken naar de ander omwille van de ander verandert jezelf, de ander en de samenleving: van klein naar groot.
Kuiper verwoordt deze verandering verwijzend naar de liefde, de kern van mensen en de kern van het christelijk geloof. Dat laatste niet als cultuur -het niet-beoefende christelijk geloof inzetten tegen vermeende vreemde invloeden, niet als ‘spirituele bypass’ (p. 31) -de zoektocht naar spirituele compensatie in een wereld van consumeren en produceren, maar als ‘traject van herleving’ (p. 33):
“Het christendom kan een cultuurvormende kracht zijn als effect van de toewijding aan Christus zelf, uit liefde voor de wereld. Deze toewijding doet overtuigingen ontstaan over God, mens en wereld, een christelijke- levens- en wereldbeschouwing. Alleen zo kan er werkelijk iets veranderen. …”
Ik kan niet anders dan dit, wederom, beamen.
En toch blijft er iets knagen, en dat is terug te voeren op die ‘ecologische paniek’ die ik niet goed kan plaatsen. In het boek van Kuiper schuilt namelijk een levensgrote contradictie en die komt het scherpst naar voren in zijn kritische analyse van het Europese project (p. 161):
“In het Europa van de toekomst zal de Europese Unie democratisch zijn, of ze zal niet zijn. De houding van de Europese burger laat geen verdere ontwikkeling toe die ‘bovenlangs’ gaat. Daarvoor is het verzet inmiddels te groot. … Markt, munt en open grenzen hebben geen Europese demos opgeleverd. Het Europese verhaal moet bij het politieke bestaan van nationale burgers beginnen.”
De spijker op z’n kop. Maar, het contrast, ten diepste een contradictie, kan niet groter als Kuiper, met deze loepzuivere analyse, zowel de angst voor klimaatverandering alsmede de (wetenschappelijke) zekerheid daarover op menig plaats in zijn boek etaleert. Kuiper betoogt zelfs dat het goed is …
“… dat Europa leiderschap toont als het gaat om het halen van de klimaatdoelen. Dat past bij een Europa dat op een nieuwe manier verantwoordelijkheid neemt voor de wereld.” (p. 163)
En laat nou juist dat perspectief haaks staan op Kuiper’s terechte oproep tot nationaal burgerschap. Met de Europese Green Deal, ik heb het eerder gezegd, wordt niets minder dan een allesomvattende transnationale politiek dwingend in het vooruitzicht gesteld (want wetenschap!). Die allesomvattende politiek moet tot in de haarvaten van het doen en laten van alle Europese burgers doordringen. De Utopie ten top. Daar komt geen burger aan te pas; het is één en al bureaucratie wat de klok slaat.
Kortom, de contradictie spat er van af, maar Kuiper rept er met geen woord over. Hij omarmt het sciëntistisch ge-orakel over de toekomst van de wereld angstig en kritiekloos. Het maakt de gewezen senator bijvoorbeeld blind voor een Europese politiek die alleen maar bovenlangs kan gaan. En dus zal de Europese Unie ‘niet zijn’, noch enig ander land binnen de Unie trouwens als de EU bureaucraten in deze weg volharden.
Dit ondermijnt Kuiper’s betoog fundamenteel, en dat is jammer. Want het is niet ondenkbaar dat de wetenschappelijke gemeenschap het klimaat-kooldioxide-verhaal in de toekomst om allerlei redenen laat vallen. Voor de goede orde: dat is heel normaal in de wetenschap. Niets staat werkelijk vast in het wetenschappelijk bedrijf. Gelukkig maar, anders was kennisontwikkeling onmogelijk.
Als dat gebeurt staat Kuiper, en velen met hem, met lege handen. En dat terwijl ik zijn oproep tot het christelijke ‘traject van herleving’ ronduit onderschrijf.
Aan het eind van zijn boek probeert Kuiper de ‘bittere pil’ enigszins te verzachten met een politieke ethiek. Zeven punten -‘principes voor verantwoordelijk leven’- waarmee we de wereld kunnen liefhebben, die helaas in hoofdzaak ‘ecologisch ecologisch’ van aard zijn.
Er valt heel wat te zeggen over deze zeven principes, maar één springt er voor mij uit, namelijk principe 6: ‘leef lokaal’. Kuiper zegt hierover een aantal dingen zoals (p. 181-182):
“Voedsel, kleding of energie hoeft niet de hele wereld over getransporteerd te worden. De aarde is rijk en vruchtbaar genoeg om in alles te voorzien. … Lokaal georiënteerd leven bevordert zorg en aandacht voor wat dichtbij is. Het helpt ons het verbond te sluiten dat de basis is van iedere zelfverantwoordelijke gemeenschap.”
Prikkelende statements die meer dan fout zijn. Dit kunnen wij, als rijke Nederlanders, heel gemakkelijk zeggen, tegen elkaar en tegen anderen: landbouwproductie te over en dus genoeg voedsel voor iedereen in dit kikkerlandje; toevallig ook nog eens aardgas om onze huizen te verwarmen; technologische kennis en kunde om Nederland infrastructureel te organiseren (wegen, dijken, rivieren, steden, enzovoort); moet ik doorgaan?
Dit perspectief sluit de armere wereldbevolking in principe uit van de mondiale markt waarop steeds meer landen en bevolkingsgroepen hun waar willen verkopen aan die landen die zich dat kunnen veroorloven. Daarmee kan kapitaal van rijk naar minder rijk stromen, waarmee juist de armsten op hun eigen plek geholpen zijn.
Met principe 6 wordt een eng (in meerdere betekenissen) wereldbeeld opgeroepen dat primair resulteert in uitsluiting en dus niet leidt tot het delen van rijkdom. Integendeel. (Ik heb daarover geschreven in mijn dissertatie.) Principe 6 staat in schril contrast met ‘de wereld liefhebben’. Vooral de ‘eigen postzegel’ moet blijkbaar omarmd, als ik zijn oproep tenminste goed begrijp.
Want: bronnen -bruikbare landbouwgronden, mineralen (ertsen), zoet water, goed klimaat, enzovoort- zijn niet genoeg (en die zijn lang niet overal beschikbaar). Technologie is ook nodig om die bronnen te ontsluiten. En toepasbare technologie is ook niet altijd voorhanden. En wat te denken van onderwijs?
Bij wijze van afsluiting: onze cultuur is angstig geworden. Dat leidt geen twijfel. Mijns inziens heeft die angst andere oorzaken dan de vermeende wetenschappelijke zekerheid over klimaatverandering (en andere ecologische dramas; over een contradictie gesproken). Het verlies aan transcendentie in ons bestaan is wat mij betreft een fundamentele drijver achter die angst (zie 1).
Die analyse van verlies, wat mij ‘dreef’ tot mijn tweede dissertatie, sluit goed aan bij Kuiper’s verhaal over de noodzakelijke herontdekking van het geleefde geloof, de toewijding aan Christus.
Misschien moet ik daar maar eens een boek over schrijven (een ‘plan’ van lange adem vrees ik). Ondertussen kun je rustig Kuiper’s boek ter hand nemen, minus de ecologische ‘ecologische paniek’ dan.