De vorige blog sloot ik af met de opmerking dat bangmakerij ook leidt tot schade aan de volksgezondheid. Om dat te begrijpen moeten we beginnen aan de andere kant van het spectrum.

Als we een willekeurige stof innemen, een beetje suiker bijvoorbeeld, waarvan nadrukkelijk gezegd wordt dat die stof mogelijk een bloeddrukdalend effect teweeg zal brengen, dan zal die stof ook daadwerkelijk een bloeddrukdaling geven.

En dat is interessant. Niet voor niks wordt bij het testen van een nieuw en veelbelovend geneesmiddel, tegen hoge bloeddruk bijvoorbeeld (open deur), het effect van dit potentiële geneesmiddel altijd vergeleken met het effect van een nepmiddel, ook wel placebo genoemd. Placebo betekent zoiets als ‘goed doen’.

Dit soort onderzoek heet in vakjargon een dubbelblind placebo gecontroleerde studie.

Dubbel blind wil zeggen dat zowel de onderzoeker als de vrijwilliger (die het onderzoek ondergaat) niet weet of het nieuwe geneesmiddel of de placebo gegeven wordt. Op die manier wordt geprobeerd het psychologische (placebo) effect te onderscheiden van het ‘chemische’ effect, dat wil zeggen het effect dat de stof rechtstreeks veroorzaakt langs de weg van onze biochemie.

Interessant toch?

Onze houding ten opzichte van medicijnen die we krijgen toegediend bepaalt hoe effectief de behandeling is (tot op zekere hoogte natuurlijk). Ik heb het al vaak herhaald: een mens is veel meer dan haar/zijn samengestelde moleculen en onderlinge reacties.

Kennen we ook het omgekeerde? Dat wil zeggen, kunnen we ziek worden van een idee van iets naars? Zeker: dat heet het nocebo-effect. Nocebo betekent ruwweg ‘schade toebrengen’.

Binnen de medische praktijk betekent nocebo dat een niet-effectief middel (een placebo pil) negatieve effecten oproept bij de gebruiker.

Dat placebo- en nocebo effecten in elkaars verlengde liggen blijkt wel uit het feit dat als we worden gewaarschuwd voor bijwerkingen van een echt medicijn, bijwerkingen vaker en heftiger voorkomen. Dit nocebo-fenomeen van bijwerkingen geldt ook voor niet-effectieve (placebo) pillen.

Bij dezen een dramatische case-studie: bij het testen van een nieuw medicijn tegen depressies, doet één van de onderzoek-deelnemers een poging tot zelf-doding in de placebo groep. De persoon nam een overdosis aan placebo-pillen (denkend dat het een echt medicijn was), met als gevolg dat zijn bloeddruk levensgevaarlijk daalt. Toen de persoon werd verteld dat hij placebo’s had ingenomen verdween de lage bloeddruk, maar medische behandeling was nog wel nodig.

Nog een nocebo-voorbeeld: in juni 1999 worden er in België scholieren ziek na het drinken van Coca Cola. De geconsumeerde frisdrank heeft een wat afwijkende smaak, waarschijnlijk door een fout in de productie en/of opslag.

Veel kinderen in België worden ziek. Zelfs kinderen die geen Cola drinken worden ziek. Er worden geen chemische stoffen gevonden die verantwoordelijk kunnen zijn voor de verschijnselen. Achteraf wordt deze ogenschijnlijke vergiftiging dan ook geduid als een ‘mass sociogenic illness’. Een massaal nocebo effect.

We lijden dus inderdaad het meest aan het lijden dat we vrezen. En dat heeft verstrekkende gevolgen voor onszelf en de samenleving als geheel. Want: angst verkoopt; angst zet mensen gevangen; angst ontneemt mensen hun vrijheid (vrijwillig of onvrijwillig) en uiteindelijk maakt angst dus ziek.

Taal is daarin niet onschuldig; integendeel. Mishandeling van kinderen, bijvoorbeeld, hoeft helemaal niet fysiek te zijn. Een steeds herhaalde opmerking dat je als kind ‘waardeloos’ bent maakt kinderen (maar ook volwassenen) letterlijk ziek.

Om bovengenoemde redenen werkt bijvoorbeeld propaganda ook zo goed. Het eindeloos herhalen, in woord en beeld, van gevaren die mogelijk op ons afkomen, en ons en onze kinderen bedreigen, maakt ons week en gevoelig voor utopische ingrepen in de samenleving van bovenaf.

Wat we uiteindelijke terugkrijgen is de altijd weer verbroken belofte dat morgen ‘het beter wordt’. De Green Deal van De Europese Commissie is daar een verpletterend voorbeeld van.

Nocebo voorbeelden te over, zoals daar zijn: het stikstofdrama, gewasbeschermingsmiddelen op voedsel, de zeespiegelstijging, stervende bossen en zure regen, brandvertragers in kunststof, 4/5G straling van mobiele telefoons (en basisstations), enzovoort.

Klinkt samenzweerderig, maar dat is het allerminst. Het is een beproefd scenario met een script dat James Scott, in zijn magistrale boek Seeing Like a State. How Certain Schemes to Improve the Human Condition Have Failed, blootlegt:

  1. De samenleving, natuur en milieu wordt ‘bureaucratisch’ sterk versimpeld.
  2. Het modernistisch vertrouwen (geloof) in de wetenschappelijke en technologische vooruitgang verwordt tot naïef en onwetenschappelijk (sciëntistisch) optimisme over de mogelijkheden om de samenleving naar believen utopisch te herstructureren.
  3. De toenemende behoefte van bestuurders om de juridische en politieke (en militaire?) macht van de Staat in te zetten om 2 (via 1) koste wat kost te realiseren.
  4. Punten 1-3 lopen parallel met een steeds zwakker wordende samenleving van burgers die de modernistische utopische plannen van de Staat niet of nauwelijks kan weerstaan.

Gelukkig ken ik genoeg mensen die zich niet laten ringeloren door aangeprate angst of lege toekomstpraatjes en de schouders er onder zetten. Onze pleegkinderen, bijvoorbeeld, die het leven voor zichzelf en anderen mooier maken (onder andere door zelf pleegkinderen op te vangen en te ondersteunen). Zij hebben mijn diepe respect.

En net na Valentijnsdag ‘moeten’ we het over de liefde hebben, zoals 1 Johannes 4 het zegt: “er is in de liefde geen angst; nee, de volmaakte liefde drijft de angst uit …”

Ik zou zeggen: amen.