De vorige blog was even doorbijten. Ik weet het. Niet alles is eenvoudig in het leven. Maar, het belang om te doorzien waar we dagelijks mee worden lastiggevallen is niet te onderschatten. Dus voordat je verder leest, vooral even het tweede deel van de vorige blog rustig doorlezen.
En dan dringt de vraag zich op: wanneer worden we verlost van bevolkingsonderzoek (epidemiologie)? Althans de moderne variant daarvan. De nuttige variant gaat over infectieziekten en hoe die zich verspreiden (corona virus infecties bijvoorbeeld).
De nutteloze variant gaat over de eindeloze zoektocht naar zwakke correlaties van allerlei aard. Doe eens gek: het gemiddelde raamoppervlakte in de Nederlandse woonkamer en winterdepressies bij bewoners tussen de 25 en 55 jaar.
Deze vermoedde relatie wordt uiteraard ‘gecorrigeerd’ voor vele beïnvloedende (‘confounding’) factoren. Corrigeren is niets anders dan proberen andere factoren -gender, roken, alcoholgebruik, wandelkilometers in de buitenlucht, wel/geen levenspartner, opvoeden van kinderen, inkomensniveau, enzovoort- uit te sluiten die ook van invloed zouden kunnen zijn op winterdepressies.
Zo kunnen ‘we’ het één -gemiddeld raamoppervlakte van de Nederlandse woonkamer- aan het ander -winterdepressies- ‘koppelen’.
Nou nee. Helemaal niet. Het is modellen geknutsel. En dit voorbeeld is natuurlijk verzonnen. Maar het is vrijwel zeker dat ik met het juist gekozen statistisch model, een beetje meten en een paar ‘diepte’-interviews een kleine p-waarde kan produceren. Significant!!!
Resultaat: alweer een wetenschappelijke publicatie. Hoera. Het gaat goed met mijn wetenschappelijke cv. En ik kan bouwbedrijven gaan adviseren over het raamoppervlakte in woonkamers in Nederland. Heel belangrijk werk allemaal. En ik kan er weer wat pegels mee verdienen ook. Een win-win-win situatie. Ik help zó graag Nederlanders af van hun winterdepressies. Of jaag ik angst voor het gewone leven verder aan?
Zoals ik al eerder opmerkte: je hebt alleen maar last van academici. Of zoals Paul Knipschild -een epidemioloog van naam en faam- ooit opmerkte in zijn afscheidsrede Uit de contramine (nadruk toegevoegd):
“Geeft alcohol een verhoogde kans op borstkanker? Komt een beroerte vaker voor bij mensen met een zit- tend beroep? Verkleint passief roken van de zwangere de kans op een pasgeborene met een normaal gewicht? Krijgt u eerder botontkalking, als u weinig melk drinkt? Komt astma meer voor in arme wijken? Wat mij betreft, kunnen we het beste met dat soort onderzoek stoppen. De tijdschriften, nationaal en internationaal, staan vol met “relatieve risico’s” en “odds ratio’s” tussen de 0,5 en 2 en wat weten we nou eigenlijk? Uitzonderingen daargelaten is al dat “observationele” onderzoek niet erg betrouwbaar - het woord “observationeel” alleen al! Er zijn legio problemen en onvoldoende correctiemogelijkheid. Dat corrigeren lukt niet bij kleinschalig onderzoek en ook niet als u een cohortonderzoek doet bij meer dan 10.000 mensen, met een follow-up van meer dan drie jaar. Sowieso, wat weten we van risico’s en de perceptie daarvan door mensen van verschillend pluimage?” …
En Knipschild sluit dit deel van zijn rede af met een daverende uitsmijter:
Genoeg hier over etiologisch, epidemiologisch onderzoek! Ik krijg er langzaam een punthoofd van om uit te leggen wat er allemaal fout aan is. Het wordt tijd dat er een nieuw artikel verschijnt dat er korte metten mee maakt, zoals eerder Alvan Feinstein deed in het blad Science. Wilt u nog weten hoe vaak dat artikel van Feinstein geciteerd is? Bijna 200 keer, dat is heel veel, met als hoofdreden dat horden epidemiologen van mindere allure hem in diskrediet probeerden te brengen. Dat zegt terzijde iets over de citatie-index als maat voor de prestatie.
Lees beide quotes maar eens rustig door. Er blijft niets heel van al die bevolkingsonderzoekjes die ons correlaties op de mouw spelden en ondertussen angst aanjagen. Want angst betaalt zich uit in meer onderzoek, aanzien, geld, macht enzovoort.
En de titel van Feinstein’s artikel in Science? Scientific Standards in Epidemiologic Studies of the Menace of Daily Life. Veelzeggend! De samenvatting ook. Geen wonder dat zoveel academici protesteerden tegen zijn artikel (nadruk toegevoegd):
Many substances used in daily life, such as coffee, alcohol, and pharmaceutical treatment for hypertension, have been accused of “menace” in causing cancer or other major diseases. Although some of the accusations have subsequently been refuted or withdrawn, they have usually been based on statistical associations in epidemiologic studies that could not be done with the customary experimental methods of science. With these epidemiological methods, however, the fundamental scientific standards used to specify hypotheses and groups, get high-quality data, analyze attributable actions, and avoid detection bias may also be omitted. Despite peer-review approval, the current methods need substantial improvement to produce trustworthy scientific evidence.
Maar niemand heeft naar Knipschild of Feinstein geluisterd. We blijven maar geteisterd worden door deze vorm van ‘onderzoek’. Dit bijvoorbeeld: Intraregional differences in renal function in the Northern Netherlands: The Lifelines Cohort Study.
Wat is één van de bevindingen van dit wederom Gronings werkje? (Niks tegen Groningen trouwens. Geweldige stad!)
Luchtvervuiling, dat wil zeggen stikstofdioxide concentraties in de atmosfeer, wordt door de auteurs gecorreleerd met verminderde nierfunctie (chronic kidney disease - CKD). Een significante vondst (p-waarde < 0.001). Nee maar!
De makke van deze correlatie is héél snel gevonden: feitelijke blootstelling aan stikstofdioxide is nooit vastgesteld. Laat dat even tot je doordringen. En het staat er echt (een ‘cold spot’ is een gebied waar bij mensen een verminderde nierfunctie is gemeten):
“The role of air pollution. i.e exposure to NO2 as an independent risk factor for being in a cold spot is of interest.”
Wat wordt er dan wel gedaan? Er wordt een gemiddelde jaarlijkse atmosfeer concentratie gemodelleerd voor de onderzochte locaties op postcode niveau. Tja.
Dat staat mijlenver af van het vaststellen van blootstelling van individuen aan stikstofdioxide over een bepaalde periode. Want, wat zegt een gemiddelde atmosfeer concentratie op locatie nu helemaal? De vraag stellen is haar beantwoorden. Of zoals vriend Matt Briggs het zegt in zijn onvolprezen boek Uncertainty The Soul of Modeling, Probability & Statistics:
One fallacy is so common and so harmful that it deserves special mention. It is the epidemiologist fallacy. … it occurs whenever an epidemiologist says, “X causes Y” but where he never measures X and where he uses classical statistics to claim proof of a cause—based on, say, wee p-values or large Bayes factors. Over-certainty is guaranteed.
En dan nog wat. We maken zelf stikstofoxiden aan in ons eigen lichaam, waarvan NO (stikstofmonoxide) een centrale rol speelt. Zie bijvoorbeeld het artikel Oxygen radicals, nitric oxide, and peroxynitrite.
Sterker, NO speelt een belangrijke rol in het gezond functioneren van de nieren. Een daling van NO-concentraties kan leiden tot vermindering van nierfunctie.
Het moge duidelijk zijn dat inademen van stikstofdioxide echt iets anders is dan de NO-chemie in ons lichaam. Maar dat laatste had op z’n minst besproken moeten worden in de Groningse studie.
Misschien had men wel moeten ‘corrigeren’ voor endogene NO-productie. Ach, laat maar … wie bevrijdt ons van dit soort ‘wetenschappelijke terreur’??