In de laatste blogpost van de serie Waarom zijn we bang, kwamen een aantal zaken voorbij waarvan ik één thema nader wil onderzoeken: de overschatting van de eigen verantwoordelijkheid. En nee, ik probeer hier niet ergens onderuit te komen.

Hoe kom ik hierop? Ik ga even terug naar een opmerking van [Thomas Nagel]( “Nagel, T. 1986. The View from Nowhere. Oxford University Press, Oxford, p. 4."):

“… for objectivity is both underrated and overrated, sometimes by the same persons. … It is underrated by those who don’t regard it as a method of understanding the world as it is in itself. It is overrated by those who believe it can provide a complete view of the world on its own, replacing the subjective views from which it has developed. These errors are connected: they both stem from an insufficiently robust sense of reality and of its independence of any particular form of human understanding.

Wat zegt Nagel nu precies? Ik denk het volgende. Als we geen robuust begrip hebben van de werkelijkheid, en dus ook niet van onszelf, dan kunnen we enerzijds onze mogelijkheden overschatten om de wereld tot in detail te begrijpen. Of we onderschatten onze mogelijkheden om de wereld te begrijpen en denken dat kennis en kunde niet meer is dan een private aangelegenheid.

Nagel zegt dat we vaak last hebben van beiden. En dat nog wel tegelijkertijd. Hoe werkt dat?

Laten we beginnen met de overschatting. Die is simpel. Tegenwoordig denken we vaak dat wetenschap ons totale controle geeft over de werkelijkheid. Kennis is dus macht. Maar kan dat wel, alles weten en begrijpen?

Natuurlijk niet. Dat heet sciëntisme, geen wetenschap. Wat is sciëntisme ook alweer? Het gaat uit van de idee dat wetenschap de werking en structuur van de wereld in zijn totaliteit kan doorgronden.

En dat is natuurlijk flauwekul. Ik zal in een aparte blogpost (of meerdere) sciëntisme onder handen nemen. Het is de moeite waard om de hype van onze wetenschappelijke kennis van klimaat, gezondheid, voeding, enzovoort terug te brengen tot redelijke proporties.

De onderschatting is zoiets als ‘tja, zo denk ik er nu eenmaal over’ of ‘iedereen heeft zo haar of zijn eigen perspectief’. Alles lijkt relatief ten opzichte van de eigen kijk op de werkelijkheid (als die al bestaat).

En dat is natuurlijk ook flauwekul. Ja, we beschouwen de wereld vanuit ons eigen hoofd, maar dat is geen excuus om alles maar als relatief ten opzichte van het eigen perspectief te bestempelen.

David Stove, een bekend en kritisch filosoof, heeft daar korte metten mee gemaakt in zijn kritiek op het ‘slechtste argument in de wereld’, ook wel ‘the Gem’ -de Edelsteen- genaamd. Wat zegt [Stove]( “Stove, D. Against the Idols of the Age. Taylor and Francis, p. 192."):

“We can know things only under the neurophysiological conditions (neurons firing, or whatever) which are necessary for knowledge, So, we cannot know things as they are in themselves.”

En naast deze variant geeft hij vele andere vormen van de ‘Edelsteen’. Wat is er mis mee? Simpel. Uitgangspunt: we kunnen niet aan bepaalde externe dingen denken (tafels, stoelen, auto’s, je kinderen, enzovoort) zonder aan die externe dingen te denken (oftewel: de externe wereld zit in ons hoofd). ‘Conclusie’: we hebben geen weet van externe dingen.

Het uitgangspunt is een tautologie en dus per definitie waar -als we aan iets denken dan denken we aan iets. Duh. Maar de conclusie -geen tautologie!- volgt helemaal niet uit het tautologische uitgangspunt. En dat [kan]( “Musgrave, A. 1999. Conceptual idealism and Stove’s Gem. In Dalla Chiara, M.L. (ed.) Philosophy of Science in Florence. Kluwer, Dordrecht, p. 25-35.") ook helemaal niet. Hoezo hebben we geen weet van de wereld buiten ons? Natuurlijk wel. Wetenschappelijk onderzoek is daarop gebouwd!

Zoals Nagel al opmerkte, beide fouten komen regelmatig tegelijkertijd voor. En dat is misschien nu makkelijk te zien.

Als ik de wereld met mijn ideeën naar mijn hand wil zetten, dan is de onderschattingsfout snel gemaakt. Ik wil nu eenmaal de wereld hebben zoals ik hem graag wil. Ik verzand dan snel in mijn eigen wereldje.

En als dan vervolgens wetenschap en techniek worden ingezet om dat dan ook maar te realiseren (we doen niet anders; gekmakend), dan verval ik snel in de overschattingsfout. Immers, datgene wat de wetenschap ontdekt dat passend is bij mijn eigen ideeënwereld (het onderschattingsdeel), bombardeer ik tot omvattend waar. Klaar is Kees en lekker puh.

En met dit alles wordt de eigen verantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen van de wereld tot onmogelijke proporties opgeblazen. We worden overal verantwoordelijk voor gehouden. (Het wordt vervelend maar: klimaat/stikstofbeleid iemand?)

We vergeten gemakshalve dat we onszelf niet gemaakt hebben -we zijn, zonder dat ons dat gevraagd is, in de wereld geworpen. Bovendien dragen we in ons, en nu moraliseer ik niet, [ethische gebrek]( “Van den Bercken, W. 2014. Geloven tegen beter weten in. Uitgeverij Balans."):

“Mijn deelname aan het verkeer kan kilometers na mij een dodelijk ongeluk genereren. Door schakel te zijn in een lange keten van oorzaken, sta ik in een noodlottige causaliteit met het leed in de wereld. Door mijn bestaan zelf ben ik als individu onontwarbaar verweven met het collectieve kwaad in de wereld. Juridisch onzinnig, maar hier gaat het om een antropologische grondervaring van verbondenheid in het kwaad.”

Hier ligt misschien wel de crux. Al onze inspanningen om de wereld (het klimaat, zucht) naar onze hand te zetten ten goede, daar en dan, zijn helaas soms niet meer dan ‘virtue signalling’.

Het leidt af van datgene wat we het allermoeilijkst vinden, namelijk het besef dat we het ten diepste niet echt zelf kunnen, zoals ik opmerk in mijn Utopia and Gospel:

“In final analysis, what human beings are culpable of is not the weakness of their wills when it comes to willing the good and repudiating evil in their
own lives and the lives of others, but rather something all together quite different, namely the failure to seek help from God.”

Stove had dat wel in de gaten met zijn kritiek op de ‘Edelsteen’. Hoewel hij weinig op had met geloof en God, proefde hij onze afkeer van Iemand die over onze schouders meekijkt in onze gretige acceptatie van de ‘Edelsteen’:

“It is a relief, to some extent, to be told that our cognitive claims are not going to be judged by an external and impartial authority. External examiners are never entirely welcome.”

En zo is het maar net.