Mijn goede vriend Lourens heeft commentaar op ‘Academici kunnen niks - je hebt er alleen maar last van’. Gezellig. Zijn repliek is als volgt:

“Jaap, het is toch ook helemaal niet de ‘taak’ van een academicus om de gevolgen van haar/zijn handelen te overzien. Het is aan burgers en politici om keuzes te maken n.a.v. academisch onderzoek; bv zetten we schaarse tijd, geld en personen in om oneindig grond te analyseren of zetten we die middelen in ter bescherming van 270.000 kinderen in arme gezinnen? De samenleving, cq politiek moet die ‘lastige’ afweging maken, niet de individuele academici.”

Interessant. Een aantal termen behoeven wat uitleg om de discussie verder te brengen. Een academicus heeft aan een universiteit gestudeerd, en heeft een Bachelor/Master diploma of is gepromoveerd.

Wat is een wetenschapper? Volgens Van Dale een beoefenaar van wetenschap. Dat schiet natuurlijk niet op. Dat brengt de vraag terug naar ‘Wat is wetenschap?’ Leuke vraag, en bepaald ingewikkeld om te beantwoorden.

Ik vind ‘wetenschapper’ trouwens een wijsneuzerige term. ‘Kijk mij nou, ik ben wetenschapper.’ ‘Ik heb gestudeerd’. Of nog erger: ‘Ik heb een titel.’ Onderzoeker is beter. Voor alle duidelijkheid: je hoeft geen academische studie achter de kiezen te hebben om onderzoeker te zijn.

We zijn er nog niet, want de vraag was en is nog steeds: Wat is wetenschap? Okay. Een poging (in het kort). Ik citeer mijzelf maar weer eens:

“Securing objective knowledge, that is trying to secure knowledge about the hidden structure of reality, is (still) regarded as the primary aim of science.”

In gewoon Nederlands: wetenschap poogt kennis van de verborgen structuur van de werkelijkheid zeker te stellen. En dat doen we door te kijken, na te denken en op te schrijven.

Bovendien moet iedereen (als in iedereen) je gegevens in kunnen zien om je ontdekkingen na te kunnen werken. Dus wetenschappelijk werk gebeurt in de openbaarheid en moet herhaalbaar zijn. Niks geen verborgen datasets of modellen software!

En oh ja: wetenschappelijke kennis is altijd onderhevig aan verbetering, verandering en vervanging. Dus als iemand zegt dat ‘de wetenschap nu eenmaal heeft aangetoond dat …’ kletst maar wat. Flauwekul. Hooguit kun je stellen dat ‘wetenschappelijk onderzoek lijkt vooralsnog te duiden op ….’

Alleen logica kent de claim van absolute waarheid. De stelling van Pythagoras, bijvoorbeeld, behoeft geen proefondervindelijk onderzoek. Die is tot in den eeuwigheid waar.

Terug naar de vraag van Lourens. Is het de taak van een ‘academicus om de gevolgen van haar/zijn handelen te overzien’? Lourens vindt van niet. Ik zeg: dat is haar/zijn taak wel degelijk.

PFAS nogmaals. (Zucht.) Het gaat onder andere over de bescherming van de volksgezondheid. Dat is een belangrijk doel van het stoffenbeleid in Nederland. (Ik laat industriële blootstelling binnen een bedrijf buiten beschouwing hier.)

Als onderzoekers normen vaststellen, dan beoogt dat de volksgezondheid op een bepaald niveau te beschermen. Bijvoorbeeld de MTR, het maximaal toelaatbare risiconiveau in geval van kankerverwekkende stoffen.

Dit wil zeggen dat één extra geval van ziekte (kanker) op een populatie van een miljoen mensen, bij levenslange blootstelling aan een bepaalde stof, als acceptabel wordt beschouwd.

In ons rapport Risico’s en redelijkheid. Verkenning naar een rijksbreed beoordelingskader voor de toelaatbaarheid van risico’s constateren we echter dat:

“… een controle achteraf, door middel van onderzoek, of een MTR- concentratieniveau voldoet aan de criteria die daarvoor zijn gesteld, is vrijwel onmogelijk, zou uiterst kostbaar zijn en is daarom in de regel niet aan te beve- len. Gezien het hoge beschermingsniveau van het MTR kan nauwelijks ver- wacht worden dat eventuele schade door middel van onderzoek gedetecteerd kan worden. Verwacht moet worden dat het vaststellen van effecten, zelfs bij onderzoek op grote schaal, zal ondergaan in de statistische ruis.”

En dit is al heel lang bekend. Een norm geënt op het MTR is van dien aard dat nooit kan worden achterhaald of die nuttig is ingezet.

Dat lijkt de ‘veilig gekozen kant’, maar hoeft dat zeker niet te zijn. De sociaal-maatschappelijke en economische kosten die een norm met zich mee kan brengen, kan zelfs negatief uitpakken voor de volksgezondheid. De onmeetbare ‘volksgezondheid winst’ kan resulteren in zogenaamde ‘cost-induced fatalities’. Oftewel: overlijden door hoge maatschappelijke kosten.

Hoe? Verlies van banen! Een citaat uit het [werk]( “Helsloot, I., Hanekamp, J.C. 2018. Bouwstenen voor proportioneel stoffenbeleid door SZW. In: Experts Over Preventie Van Beroepsziekten Door Stoffen. TNO Leiden.") van Ira Helsloot en mijzelf:

“Een verlies van een baan is niet zomaar een ‘economisch feitje’, het is ook een verlies aan gezondheid. Werk zorgt immers voor gezondheid: volgens het CBS betekent het verschil tussen een hoog en laag inkomen ongeveer 7 jaar in gemiddelde levensverwachting en wel 14 jaar in termen van gezonde levensjaren.”

Dus, degenen die normen opstellen met als doel de volksgezondheid te beschermen hebben als taak, naast hun toxicologische werk, de norm te contextualiseren binnen de kaders van dat doel. Anders kan de norm zijn doel fors voorbijschieten.

Obscuur? Verre van. Sla het werk van Ralph Keeney en William Kip Viscusi er maar eens op na!

Opkomen voor de bescherming van de volksgezondheid vanuit een bepaalde toxicologische belasting door een groep stoffen is een vorm van academische verkokering. En dat is gebeurt met PFAS.

Mijn stelling blijft dus staan: ‘academici kunnen niks - je hebt er alleen maar last van.’ Nou ja, soms dan. (En ja, dat geldt ook voor mij. Vraag mijn kinderen en pleegkinderen maar. Mijn vrouw is er al aan gewend, hoop ik.)