Een soort van onvrede over de argumentatie van mijn vorige blog (Waarom zijn we bang deel 4). Niet dat de punten niet deugen. Integendeel. Maar ze leveren mijns inziens maar een deel van de verklaring. Waarom zo bang voor de toekomst als we het zo goed hebben met elkaar? Dat is de paradox. Of contradictie.
In de vorige blog ging het over PFAS. En ik heb iets van een verklaring gegeven voor de hype. De verklaring ‘steeds beter kunnen meten van PFAS door analytisch chemici’ heb ik niet genoemd. Vriend Simon Rozendaal wees mij daar op. Goed punt, soort van.
Ja, chemici kunnen steeds kleinere hoeveelheden gezochte chemicaliën meten. Daar zijn het specialisten in. We vinden daarom ook ‘steeds meer’ van die gezochte chemicaliën in voeding, de natuur, onze bodem. We begonnen bij ppm (parts per million; milligram/kg) heel wat jaren geleden.
Dat werd al snel ppb (parts per billion; microgram/kg). Dat is vergelijkbaar met een snufje zout in een zak chips van 10 ton. Of 1 crouton in een salade van 500 ton, zoals collega Gordon Gribble ooit in een lezing als illustratie gebruikte!
En nu zitten we op het niveau van ppt’s (parts per trillion; nanogram/kg) te meten. In gewone mensentaal: 1 seconde in 33000 jaar; een vloertegel van 30 bij 30 cm in een keuken die 2 keer de oppervlakte van Nederland heeft (behoorlijk grote keuken trouwens); 1 druppel vermouth in 50 miljoen liter gin (een behoorlijk droge martini; probeer die maar eens ‘shaken not stirred’ klaar te maken).
Als chemicus wordt ik heel erg vrolijk van dit technisch kunnen. Knap werk van de analytisch chemici die dit allemaal voor elkaar hebben gekregen.
En? Moeten we nu allemaal bang worden voor al die gehalogeneerde stoffen in ons eten, dan wel van synthetische maar vooral natuurlijke oorsprong? Want we kunnen ze detecteren met onze glanzende gloednieuwe analytische apparatuur?
Natuurlijk niet! Het detecteren van een bepaalde gezochte stof in vlees of een bloemkool heeft niets van doen met eventuele gevaren. De dosis bepaalt de giftigheid, niet de stof en ook niet als de stof wordt aangetroffen. (Lees het boek Toxicology: What Everyone Should Know A Book for Researchers, Consumers, Journalists and Politicians van prof. Aalt Bast en mijzelf.)
Bovendien, we staan elke dag bloot aan tienduizenden verschillende chemicaliën waaruit onze voeding bestaat. En dan heb ik het dus niet over dat beetje bestrijdingsmiddelen of kleur- en smaakstoffen. Gewoon over de inhoudsstoffen waaruit voeding bestaat (waaronder die vermaledijde reactieve gehalogeneerde koolwaterstoffen; grappig eigenlijk). En dan heb ik de kookchemicaliën die we in de keuken erop baken, braden, frituren en erin koken nog niet eens meegerekend.
Ons lichaam is prima bestand tegen al dat natuurlijk en synthetisch chemische ‘geweld’. Vooral als je gevarieerd en niet teveel eet. Een oud adagium die de kern pakt van wat de toxicologie de laatste decennia heeft ontdekt. Een boodschap die je niet vaak genoeg kunt horen en herhalen.
Nee, de angst komt ergens anders vandaan. We hadden al drie bronnen geïdentificeerd (hieronder heel beknopt weergegeven):
- de alomtegenwoordigheid van wetenschap en technologie;
- wantrouwen van burgers ten aanzien van de instituties;
- toenemende veiligheid en zekerheid voor een steeds grote groep mensen in de wereld.
Het schijnt mij toe dat we de belangrijkste bron van onze hedendaagse angst moeten zoeken in het verlies van besef van transcendentie. Het menselijk leven wordt, door de bank genomen, als niet meer dan biologisch-materieel gezien in onze cultuur, dat wil zeggen als volledig gedefinieerd door de ‘Darwinian imperative’ van maximising fitness and reproduction. (Niet dat dat noodzakelijk is trouwens!)
Nee, dit is geen oproep tot de terugkeer naar het ‘geloof der vaderen’, of zoiets. Daar heeft het niets mee te maken.
Ik leg hier het conflict bloot tussen aan de ene kant de ‘materialisering’ van het menselijk bestaan en aan de andere kant de evidente transcendente rationele capaciteiten van ieder mens (abstractie, conceptualisering).
De geest (mind is eigenlijk een veel beter woord) is ‘verdwenen’, en niet omdat wetenschappelijk onderzoek dat heeft ontdekt, maar omdat dat we dat gewoon tegen elkaar zeggen. De menselijke geest is tot metafoor verklaard.
Anders gezegd, het lijkt er op dat de ‘materialisering’ van de mens, via het Darwinistische perspectief (nogmaals, dat is absoluut geen noodzakelijkheid), ons in een claustrofobie-oproepend ‘hokje’ duwt waar we gewoon niet in passen maar daar wel toe ‘gedwongen’ worden. Dat roept fundamentele vervreemding op die versterkt kan worden door schijnbare existentiële bedreigingen van het chemische soort, zoals PFAS. Want: dood is dood. End of story.
Of zoals Ernest Gellner dat zegt in zijn Postmodernism, Reason and Religion:
“… Moreover, the laws to which this world is subject are symmetrical. This levels out the world, and thereby ‘disenchants’ it, …. _no_privileged facts, occasions, individuals, institutions or associations. In other words, no miracles, no divine interventions and conjuring performances … no saviours, no sacred churches or sacramental communities. All hypotheses are subject to scrutiny, all facts open to novel interpretations, and all facts subject to symmetrical laws which preclude the miraculous, the sacred occasion, the intrusion of the Other into the Mundane.”
Ik geef hier natuurlijk niet meer dan een eerste aanzet die, hopelijk, een begin van inzicht geeft in onze angstige staat van zijn in de 21ste eeuw. En dat die staat van zijn ernstig wringt, zo niet onhoudbaar is, viel Erwin Schrödinger, niet de eerste de beste, ook al op (nadruk toegevoegd), en dat via de band van de positie van de menselijke geest:
“So we are faced with the following remarkable situation. While the stuff from which our world picture is built is yielded exclusively from the sense organs as organs of the mind, so that every man’s world picture is and always remains a construct of his mind and cannot be proved to have any other existence, yet the conscious mind itself remains a stranger within that construct, it has no living space in it, you can spot it nowhere in space. We do not usually realize this fact, because we have entirely taken to thinking of the personality of a human being … as located in the interior of its body. To learn that it cannot really be found there is so amazing that it meets with doubt and hesitation, we are very loath to admit it. …”
Het verdwijnen van de geest (prachtig opgemerkt door Schrödinger), de ‘verdinging’ van de mens, of zoals Hans Jonas dat noemt de [ontologie van de dood]( “Jonas, H. 1966. The Phenomenon of Life. Toward a Philosophical Biology. Harper & Row, Publishers Inc., New York."), heeft ons, meen ik, angstige personen gemaakt die bij het minste of geringste in paniek raken. Dat vraagt om meer, lijkt me …