En als laatste … Projectie 3 – _Het Klimaatplan is utopisch en daarmee onmogelijk en ondermijnend voor de samenleving_[1]
Een utopie veronderstelt op z’n minst de volgende zaken: (1) een dystopisch heden/nabije toekomst in de vorm van ‘de klimaatcatastrofe’ als er niet wordt geïntervenieerd; (2) een utopische toekomst door overheidsinterventies gerealiseerd; (3) sciëntistische zekerheden over (1) en (2) (ook wel de utopische dialectiek genoemd) geventileerd door publieke en private onderzoeksinstellingen; (4) omvattende overheidscontrole. Dit alles wordt geschapen met het Klimaatplan. Ik laat hier de Memorie van Toelichting [2] voor zich spreken en laat daarmee zien dat het utopische discours op alle relevante niveaus wordt uitgedragen:
(1) De dystopie (van niet-ingrijpen):
“Het klimaat verandert. De aarde warmt op. Menselijk handelen is daar verantwoordelijk voor door landbouw, ontbossing en de verbranding van fossiele brandstoffen. Door de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer dreigt een onomkeerbare opwarming van de aarde met grote natuurlijke, sociale en economische gevolgen.”
(2) De utopische overheidsinterventie:
“Het stellen van een duidelijke en hoge ambitie is naar mening van de indieners de beste wijze om te zorgen dat Nederland versneld de omslag naar een koolstofarme economie en de inzet van hernieuwbare energie gaat maken. Het is ook de beste manier om te zorgen dat Nederland hiervan de vruchten plukt. De inzet op 100% hernieuwbare energie levert de komende bijvoorbeeld ruim 300.000 banen op, voorkomt jaarlijks ruim 6.000 vroegtijdige doden door luchtvervuiling en bespaart ruim 70 miljard Euro aan gezondheidskosten. Daarnaast zorgt de inzet op hernieuwbare energie voor minder afhankelijkheid van geopolitiek instabiele gebieden.”
(3) Sciëntistische (gnostische) zekerheden over (1) en (2):
“Door de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer dreigt een onomkeerbare opwarming van de aarde met grote natuurlijke, sociale en economische gevolgen. Over deze dreiging bestaat weinig wetenschappelijke en politieke twijfel. … Op basis van de rapporten van het IPCC is door de internationale gemeenschap geoordeeld dat bij een temperatuurstijging van twee graden Celsius boven het pre-industriële niveau, het niveau van voor het jaar 1850, het risico ontstaat op een gevaarlijke, onomkeerbare verandering van het klimaat.”
(4) Omvattende overheidscontrole:
“Wachten met de transitie levert risico’s op voor CO2-intensieve bedrijfstakken, zoals nutsbedrijven, zware industrie, transport, vastgoedsector en niet te vergeten de landbouw. Het halen van de doelstellingen uit de Overeenkomst van Parijs vergt grote veranderingen van alle delen van de samenleving, maar in het bijzonder van de CO2-intensieve bedrijfstakken.” … Dit wetsvoorstel geeft voor de lange termijn heldere en politiek afdwingbare doelen. Dit geeft overheden, burgers en bedrijven houvast als investeerders en medeontwikkelaars van beleid voor energiebesparing en hernieuwbare energie. Een voorstel voor een Klimaatwet dus, die de taak die Nederland heeft in de aanpak van het klimaatprobleem, voor een periode van meerdere kabinetsperioden vastlegt. … Het wetsvoorstel sluit vrijblijvend beleid en uitstel van beleid uit en maakt de opdracht voor de regering helder en politiek afdwingbaar. Zo wordt innovatie gestimuleerd, kan gewerkt worden aan een betere luchtkwaliteit en leefbaarheid van steden en zorgt energiebesparing voor een kostendaling voor huishoudens. De economie van de toekomst is een groene economie. Als we daar nu in investeren, zorgen we voor verbetering van de concurrentiepositie, stimuleren we werkgelegenheid en zorgen we voor een houdbare economie.”
Bovendien: een utopie kan niet bestaan zonder haar tegenpool de dystopie, de angst voor een desintegratie van de samenleving. Dat laatste dient met verve te worden gepropageerd om de weg te plaveien naar de ‘klimaatutopie’. Maar een utopie kan in onze tijd alleen worden ‘verkocht’ met de ‘zekerheid’ van ‘wetenschappelijke kennis’, die uiteraard in grote hoeveelheden wordt verstrekt aan iedereen. Dat is het sciëntisme van (3).
Conclusies
De fundamentele drogreden van het Klimaatplan, in feite elke Utopie, ligt op het vlak van het creëren van een fictieve wereld waaraan de echte wereld zoals wij die waarnemen zal moeten voldoen, koste wat kost. Dit is wat Rayner en Prins “de verkeerde broek” noemen, naar één van de bekende Wallace en Gromit stop-motion films, onder verwijzing naar het Kyoto protocol.[3] In hun eigen woorden:
“Both in moral as well as in operational terms, Kyoto is predicated upon changing the world first in order to meet its goals, rather than taking the world as it is and seeking ways to build on possibilities and dynamics already present.”
Rayner en Prins stellen verder dat klimaatbeleid een ‘auction of promises’ behelst waarbij politici en beleidsmakers elkaar overbieden met steeds grootsere vergezichten van nog striktere emissiereducties die allemaal onrealistisch en onhaalbaar zijn. Mijn stelling is dat men wel degelijk weet heeft van die onhaalbaarheid.
Eric Voegelin heeft ruim voor deze ontwikkelingen reeds laten zien dat in het Europees denken de idee verankerd zit dat de werkelijkheid zoals die zich voordoet (‘first reality’) gebrekkig is, en dat deze met behulp van ‘doorgrondende kennis’ (gnosis, waarvan de moderne variant sciëntisme heet; gnosis zal nog vaker de revue passeren) verbeterd/geherstructureerd moet en kan worden (‘second reality’). Dat kan alleen als de huidige wereld afgebroken wordt; dat is in wezen datgene wat in het Klimaatplan (zie 4 hierboven) wordt voorgesteld:[4]
“The aim … is to destroy the order of being, which is experienced as defective and unjust, and through man’s creative power to replace it with a perfect and just order. Now, however the order of being may be understood … it remains something that is given, that is not under man’s control. In order, therefore, that the attempt to create a new world may seem to make sense, the givenness of the order of being must be obliterated; the order of being must be interpreted, rather, as essentially under man’s control. ….”
Voegelin voegde aan zijn perspectief iets cruciaals toe; iets dat we overal tegenkomen in het klimaatdebat: bepaalde vragen mogen niet meer worden gesteld:
“The questions of the “individual man” are cut off by the ukase of the speculator who will not permit his construct to be disturbed.”
En:
“He calls upon the man who questions the assumptions of his system to enter into the system and undergo the evolution it prescribes. In the clash between system and reality, reality must give way. The intellectual swindle is justified by referring to the demands of the historical future ….”
Van de Nederlandse burger wordt kortom ‘geëist’ dat zij het klimaatdiscours zoals voorgelegd in het Klimaatplan zonder verdere vragen accepteert als zijnde waar. Paradoxaal genoeg is daarmee het klimaatdiscours ex cathedra dood verklaard; leve het Klimaatplan.
In het slechtste geval hebben Pen vanuit een (kennistheoretisch) economische perspectief en Voegelin, dieper gravend en eerder, een (ontologisch) filosofisch-historisch perspectief geschetst die weinig goeds beloven voor de implementatie van utopische structuren zoals voorgesteld in het Klimaatplan. Beiden zien dat als de wereld de voorgestelde herstructurering zal ondergaan, diezelfde wereld van mens en natuur ernstig zal worden beschadigd onder het mom van de bescherming ervan.
Ik kan niet anders dan constateren dat in het licht van het Klimaatplan beide heren nog wel eens gelijk zouden kunnen krijgen: Pen in de pragmatische en Voegelin in de fundamentele zin.
Genoeg geschreven over klimaat. Tijd voor andere onderwerpen …
[1] Hanekamp, J.C., 2015. Utopia and gospel: unearthing the good news in precautionary culture. Dissertation, Tilburg University, The Netherlands.
[2] Voorstel van wet van de leden Klaver en Samsom houdende een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken (Klimaatwet). MEMORIE VAN TOELICHTING. Vergaderjaar 2015–2016, 34 534, nr. 3. (Nadruk toegevoegd.)
[3] Rayner, S., Prins, G. 2007. The Wrong Trousers: Radically Rethinking Climate Policy. Institute for Science, Innovation and Society, Oxford, UK. (Nadruk toegevoegd.)
[4] Voegelin, E. 1968. Science, Politics and Gnosticism: Two Essays. Gateway Editions, Washington DC. (Nadruk toegevoegd.)