Twee conclusies rollen als vanzelf uit de teksten van het Klimaatplan en de publicatie Effecten ontwerp Klimaatakkoord van het Planbureau van de Leefomgeving die het Klimaatplan moet verkopen aan publiek en politiek.

Conclusie 1 – De financiële en technische onderbouwing van het Klimaatplan, uitgevoerd door het PBL, is onverifieerbaar

In de colofon van het PBL rapport Effecten ontwerp Klimaatakkoord staat het volgende:[1]

“Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is het nationale instituut voor strategische beleidsanalyses op het gebied van milieu, natuur en ruimte. Het PBL draagt bij aan de kwaliteit van de politiek-bestuurlijke afweging door het verrichten van verkenningen, analyses en evaluaties waarbij een integrale benadering vooropstaat. Het PBL is voor alles beleidsgericht. Het verricht zijn onderzoek gevraagd en ongevraagd, onafhankelijk en wetenschappelijk gefundeerd.”

Het laatste punt vereist onder andere dat gepresenteerd onderzoek en haar resultaten volledig en transparant worden gepubliceerd, inclusief methoden, modellen, ruwe data en zo verder. Immers het karakter van wetenschappelijk onderzoek is dat zij verifieerbaar en reproduceerbaar is voor iedereen.

Ten aanzien van het PBL-werk in dit discours kan ik kort zijn: het voldoet niet aan deze wetenschappelijke standaard. Het onderzoek wordt gepresenteerd met een lange lijst van grafieken en tabellen maar die hebben geen betekenis als de wetenschappelijke gemeenschap deze niet kan nawerken, controleren en eventueel corrigeren. Dat diskwalificeert de wetenschappelijkheid van dit PBL-werk op voorhand. Al dit rekenwerk heeft ten diepste geen wetenschappelijke betekenis; het is daarom buitengewoon zorgelijk dat kabinet en parlement zijn overgeleverd, naar eigen besluit, aan een klein gezelschap van mensen die weinig naar buiten brengt over de ‘binnenkant’ van haar analyses. Het zal niet verbazen dat de komende jaren zal blijken dat weinig tot niets van de conclusies van de Klimaatrapportages, waarmee we ongetwijfeld zullen worden doodgegooid, stand zal houden.

Conclusie 2 – Het Klimaatplan stuwt onderzoeksinstellingen (zoals het PBL) richting sciëntistische zekerheden over de toekomst t.a.v. het klimaatbeleid en de resultaten daarvan, dat wil zeggen dat er veel te grote zekerheden van wetenschappelijke kennis worden verlangd die nooit geleverd kunnen worden

De zekerheid waarmee de perspectieven en de doorrekeningen van het Klimaatplan worden gepresenteerd kenmerkt het sciëntistische karakter van de gehele exercitie.[2] Sciëntisme is de claim dat wetenschap het primaat zou hebben om de werking en structuur van de wereld (onder andere in fysisch-chemische, sociale, economische en politieke zin) in zodanige mate te doorgronden dat zinvol, doelmatig, efficiënt, meetbaar en haalbaar beleid op de lange termijn kan worden geformuleerd. Dat heeft natuurlijk niets met wetenschap te maken; het is pseudowetenschap. De Memorie van Toelichting spreekt dan ook sciëntistische boekdelen:[3]

“De voorgestelde artikelen 11 en 12 geven het Planbureau voor de Leefomgeving een wettelijke taak bij het opstellen van het klimaatplan en de evaluatie van de klimaatbegroting. Hoewel op basis van de Aanwijzing voor de Planbureaus strikt genomen niet noodzakelijk is om deze taken wettelijk te verankeren is dit in de voorgestelde artikelen toch gebeurd om het belang van een wetenschappelijke onderbouwing en beoordeling van het klimaatbeleid te benadrukken. Hiertoe wordt ten eerste voorgestelde dat het Planbureau voor de Leefomgeving eenmaal in de vijf jaar aan Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, een wetenschappelijk rapport uitbrengt, waarin de verwachte ontwikkeling van het klimaat en van de broeikasgasemissies in Nederland worden beschreven over een periode van ten minste de eerstvolgende vijftien jaar.”

Dit sciëntisme komt ook tot uiting in de wijze waarop zaken worden beschreven:

“Het kabinet neemt ook maatregelen die de industrie schoner maakt en tegelijkertijd de banen in Nederland houdt. Daarvoor introduceert het kabinet een verstandige CO2-heffing voor de industrie. Dit stimuleert bedrijven om stappen te zetten in verduurzaming, waardoor de Nederlandse concurrentiepositie sterker wordt.”[4]

“Er zullen ook andere welvaartseffecten op kunnen treden onder invloed van de in het OKA genoemde instrumenten, bijvoorbeeld verbetering van de luchtkwaliteit, afname van geluidsoverlast, effecten op de biodiversiteit, effecten op de importafhankelijkheid van energie of effecten op het transportvolume.”[5]

“Verwacht wordt dat gemeenten in de plannen voor het aanleggen van warmtenetten en het afsluiten van het aardgasnet ook de bedrijven die in de betreffende buurten gevestigd zijn mee zullen nemen. Als bedrijven toch op het gasnet aangesloten willen blijven, dan zullen ze zelf de kosten daarvan moeten betalen en dat wordt aanzienlijk duurder dan nu. Aansluiten op een warmtenet in de wijkaanpak levert 0,1 – 0,2 Mton CO2-reductie in de dienstensector op.”[6]

“Bedrijven kunnen en zullen, mede door de fiscale stimulering voor elektrisch rijden, veel CO2-reductie realiseren door de elektrificatie van hun wagenpark, terwijl daarbovenop ook de extra inzet van hernieuwbare brandstoffen de emissies van het werkgerelateerde verkeer verder verlaagt. De beoogde wettelijk verplichte CO2-reductie van 25 procent in het werkgerelateerde verkeer zal daarmee al worden gerealiseerd. Het gevolg is dat de beoogde normstellende regeling voor het werkgerelateerde verkeer zonder substantiële aanscherping geen additioneel effect zal geven. De verwachting is dat het additionele effect van de vrijwillige deelname aan ‘Anders Reizen’ zonder nieuwe financiële prikkels in 2030 beperkt zal zijn. In combinatie met de accijnsverhoging en met de andere maatregelen zoals een zeroemissie-rijkswagenpark en het bevorderen van het gebruik van zuinige banden wordt een extra CO2-reductie van 0,1 – 0,5 Mton verwacht. De brandstofbesparing door deze afspraken geeft voor de nationale kosten een besparing van 40 – 160 miljoen euro in 2030.”[7]

“De emissies van de elektriciteitssector zullen onder invloed van de in het OKA voorgestelde instrumenten flink afnemen. De gecombineerde instrumenten die gericht zijn op de productie van elektriciteit leiden tot een reductie met 18 Mton. Daar bovenop kan circa 3 Mton extra gereduceerd worden door het project bij Tata Steel. Omdat dit project afhankelijk is van specifieke overwegingen op bedrijfsniveau is deze reductie beschouwd als gedragsonzekerheid.”[8]

Deze citaties uit met name het PBL-rapport laten zien welke ‘zekerheden’ worden gedebiteerd onder de vlag van ‘wetenschappelijke’ -lees sciëntistische- analyses. Het woord ‘analyse’ komt niet voor niets tientallen malen voor in het PBL-rapport, waarmee een soort van ‘uitsprakenprecisie’ wordt gesuggereerd. Dat dit niet meer is dan valse concreetheid -ook wel reïficatie genoemd: het ongeoorloofd concreet maken in de werkelijkheid van niet meer dan abstracties zoals getallen en projecties- wordt verdoezeld met behulp van ‘science-speak’, zeg maar een variant op het Orwelliaanse ‘newspeak’.[9] De noodzaak om het Klimaatplan een wetenschappelijk aura mee te geven onderstreept het sciëntistische karakter van én het beleid én de (pseudo)wetenschappelijke rapportages die keer op keer noodzakelijk worden geacht om het gevoerde en voorgestelde klimaatbeleid te verdedigen.

Dat dit alles garant staat voor politieke en maatschappelijke ongelukken van formaat staat welhaast buiten kijf. Waarom zien we in het vervolg.


[1] Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), 2019. Effecten ontwerp Klimaatakkoord. Den Haag, p. 2; nadruk toegevoegd.

[2] Zie bijvoorbeeld Stenmark, M. 2001. Scientism. Science, Ethics and Religion. Ashgate Publishing Limited, Aldershot, England.

[3] Voorstel van wet van de leden Klaver en Samsom houdende een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken (Klimaatwet). MEMORIE VAN TOELICHTING. Vergaderjaar 2015–2016, 34 534, nr. 3.

[4] Zie https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2019/06/28/klimaatakkoord-maakt-halvering-co2-uitstoot-haalbaar-en-betaalbaar.

[5] Noot 1, p. 24.

[6] Noot 1, p. 69.

[7] Noot 1, p. 84 – 85.

[8] Noot 1, p. 122.

[9] Whitehead, A.N. 1925. Science and the Modern World. Pelican Mentor Books, New York.